Home>>read De Hoeders Van Het Verbond free online

De Hoeders Van Het Verbond(84)

By:Tom Egeland


*

De kist met de mummie stond in een kapel buiten Rouen. Tien soldaten van Olav bewaakten de kapel dag en nacht. Veel Vikingen waren met hun schip naar huis gezeild, zwaarbeladen met hun schatten, andere hadden samen met de koning bij Rouen gevochten. Elke ochtend liep Asim de lange weg van het paleis van de hertog naar de kapel om te kijken of alles nog in orde was. De schatten en rijkdommen uit de grafkamer lagen nog steeds in de ruimen van de schepen die in de haven lagen. Ze waren goed ingepakt en werden bewaakt. Zelfs de hebzuchtigste en dapperste rovers in Normandië zouden het niet durven om iets van ons te stelen - als ze al wisten wat voor schatten we aan boord hadden. De koning deed erg geheimzinnig. Het heiligdom beschikte over zo veel goddelijke macht en kracht dat niemand iets mocht weten over onze rooftocht of wat we hadden meegenomen. Er mocht geen gedicht over worden geschreven. Ik herinnerde hem eraan dat de mannen algauw loslippig werden als ze zich dronken met vrouwen inlieten, maar daar maakte Olav zich niet zo veel zorgen om. Mannen zullen altijd opscheppen, zei de koning. Niemand gelooft zeevaarders. Maar gedichten en saga's hebben een groter kracht. Die blijven langer bestaan. Niemand mag weten waar we zijn geweest en wat we hebben meegeroofd, zei koning Olav. En zo gebeurde het.

*

Er verstreken weken. De koning bracht uren door in het gezelschap van de hertog. De hertog was gedoopt en aanbad Christus. Ook Olav kreeg steeds meer interesse voor die nieuwe god. Voor ons, die hem na stonden, was het een zorgelijke tijd. Die stoere Viking in hem werd ingekapseld. De Olav die we van het slagveld kenden, vocht vergeefs om vrij te komen. De koning voerde eindeloze gesprekken met de hertog, de aartsbisschop en de monniken in het klooster en de kloosterschool. Ze spraken over de almachtige God en zijn zoon Jezus Christus, over de christelijke wetten en het heilige boek dat de Bijbel heet. In die tijd werd de interesse voor de dichtkunst in mij gewekt. Terwijl Olav zich liet redden door de hertog, raakte ik geïnspireerd door Asim en zijn' vertelkunst. Olav werd zo in beslag genomen door zijn nieuwe geloof dat Christus een schaduw wierp over zijn vriendschap voor zijn kameraad en wapenbroeder. Olav liet zich dopen in naam van Christus. De bisschop van Richards hof, zijn broer Robert, gaf de koning de sacramenten. Asim en ik volgden de ceremonie vanaf de voorste bank. Olav wilde dat ik me net als hij liet dopen, maar ik twijfelde en zei dat ik meer tijd nodig had.

*

Op de dag van ons vertrek uit Rouen stonden koning Olav en hertog Richard lang op de kade en hielden ze al pratend elkaars handen vast. Ten slotte viel de koning op zijn knieën en kuste hij de hand van de hertog. Duizenden Normandiërs stonden langs de Seine toe te kijken hoe de zeilen van de Vikingvloot wind vingen en we naar de zee zeilden. De zee ... Ik moest wel lachen toen ik Asims zielige, zeezieke gezicht zag. Er is helemaal niets aan de hand, zei ik, het is slechts een fris windje dat in de zeilen blaast na die slome tijd op het land. Als hij dacht dat dit erg was, dan moest hij eens tijdens de herfststormen op de Noordzee gaan varen.

Het langschip bonkte met luid gekraak op de golven. Het zeewater spatte hoog op en spoelde ijskoud over ons heen. De mannen juichten verrukt. Opnieuw moest ik lachen. Wat waren we blij eindelijk weer op zee te zijn! Die lange, donkere tijd in Rouen was ook op de zenuwen van anderen gaan werken en hier op de golven en in de wind hadden we eindelijk het gevoel dat we weer leefden.

In Engeland voeren we in dienst van koning Ethelred en sloten we ons weer aan bij Torkjell Hoye. Koning Svein Tjugeskjegg en zijn Deense leger had het land van koning Ethelred in beslag genomen na een bloedbad met de vaste Deense bewoners. Na twee zomers te hebben gevochten in Engeland, verkocht Olav een klein deel van de buit, betaalde hij de achtergebleven mannen rijkelijk en gaf hun toestemming om naar huis te gaan. Sommigen bleven als welgestelde heren in Engeland wonen. Anderen zeilden naar huis in hun Vikingschepen. Van de trouwste dienaren bleven er zo'n driehonderd achter als leger van de koning. Olav verkocht de Havorn en kocht twee knarren [Vikingschepen]. In de herfst zeilden we naar het noorden. De twee handelsschepen waren zwaarbeladen met zilver, edelstenen en kostbare schatten uit Egypte. Na een dag in een vreselijke storm stond ik weer op de voorsteven met Olav. Deze keer keken we naar het noorden. De knarren stampten op de golven. Ze waren korter en breder dan de langschepen en lagen diep. Noorwegen zou straks aan de horizon te zien zijn. Het was bijna niet te geloven. We waren vele jaren weg geweest.

Olav had vier bisschoppen overgehaald mee te komen naar Noorwegen om hem te helpen bij de kerstening: Grimkjel, Sigurd, Rudolf en Bernhard. Ze kwamen naar de koning toe om met hem te praten. Koning, zei Grimkjel, en hij boog diep waarbij hij me aankeek. Het duurde even voor Olav begreep wat de uitdrukking op het gezicht van de bisschop betekende. Toen zei hij: Bisschop Grimkjel, Bård is mijn vertrouweling, alles wat ik hoor, mag hij horen. Zoals mijn heer het wil, antwoordde de bisschop en hij zei dat hij met Asim had gesproken in een taal die ze Latijn noemden. Hij is, zei de bisschop, een opperpriester in zijn thuisland. Olav zei dat hij dat wist. De bisschop zei ook dat Asim beweerde dat de mummie een slapende god was. Een afgod, wilde de koning verschrikt weten, want hij moest leven volgens de tien geboden die Richard hem had geleerd. Bisschop Grimkjel hield zijn handen afwerend omhoog. Integendeel, koning, zei hij, Asim heeft ons verteld dat zijn sekte de mummie al vijfentwintighonderd jaar bewaakt en we geloven dat Asim niet precies weet wie de mummie is. Maar dat weten jullie wel? wilde de koning weten. Koning, we denken van wel. De wind kreeg vat op het lange, blonde haar van de koning en het wapperde in de wind. Maar wie is hij dan? vroeg koning Olav ...