Home>>read De Hoeders Van Het Verbond free online

De Hoeders Van Het Verbond(81)

By:Tom Egeland


Hij geeft geen antwoord. Ongeduldig: 'Luigi?'

Mijn blik gaat verstolen langs de hoge rijen boekenruggen.

Een geluid.

'Luigi?' Ben je boven?'



2

Luigi zit boven in zijn flat op de bank. Op het eerste gezicht lijkt het of hij een dutje doet. Zijn hoofd is iets achterovergeknakt. Zijn sigaar ligt in zijn schoot en is uitgegaan. 'Luigi?'

Dan ontdek ik dat zijn halve achterhoofd weg is. De vloer achter de bank is bevuild met iets wat Luigi was. Hikkend doe ik een wankele stap naar achteren. Het menselijk lichaam verliest veel van zijn goddelijke mystiek als er om wat voor reden dan ook gaten in zitten. Als een schotwond de hersenen blootleggen, is het moeilijk voor te stellen dat die grijze pap gedachten heeft bevat over het universum, liefde voor een vrouw en verrukking over 'Je crois entendre encore'.

Op een bordje op de tafel voor hem, naast het idiote meesterwerk van Machiavelli, is het fragment gereduceerd tot een hoopje Mijn knieën trillen. Hassan.

Hassan is hier geweest.

Ik kan de scène voor me zien. De beulen moeten kort nadat ik was vertrokken om te bellen de winkel zijn binnengestapt, plingelplingel. Luigi heeft waarschijnlijk momento geroepen voordat hij naar hen toe ging. Si signori? Dan ziet hij de pistolen, ze draaien de winkeldeur op slot en dwingen hem de wenteltrap op. Ze duwen hem op de bank. Ga zitten, afschuwelijke Quasimodo! Hassan vraagt waar die Bjørn Beltø naar op zoek is. Of misschien wel of die vreselijke Beltø heeft geprobeerd de Thingvellir-rollen aan Luigi te verkopen. Luigi schudt zijn hoofd. Hij moet begrepen hebben waar dit zou eindigen. Koud en beheerst heeft hij zijn allerlaatste trek van zijn sigaar genomen, voordat hij de gloeiende peuk op het kwetsbare fragment drukt dat als een kurkdroog vloeitje opbrandt.

Luigi moet hebben begrepen dat het Skalholt-fragment belangrijk was en zijn laatste handeling hier op aarde was verhinderen dat het in handen van de sjeik zou vallen.



'Mister Beltø.'

Ik verstijf. Ik verstijf zo volledig dat een arts het waarschijnlijk zal diagnosticeren als verlamming. Mijn voeten staan elk in een emmer met lood. Ik weet dat ik me om zou moeten draaien. Maar het lukt me niet. Mijn lichaam is in sneldrogend gewapend beton gegoten.

Ten slotte verliest de verlamming haar greep. Krakend draai ik me om naar de stem.

Ze zijn met z'n tweeën. Ze zitten op een divan die half verscholen achter een eettafel met wankele stapels boeken staat.

Ze hebben me opgewacht.

Ik heb ze nog niet eerder gezien. Arabieren. Beiden keurig in pak. Beiden met die tevreden blik van mannen die weten dat ze de touwtjes in handen hebben. Beiden zitten ze op hun gemak achterovergeleund.

De musketiers van de sjeik.

'Het geduld van de chef is op', zegt de ene in gebroken Engels. The boss.

'Hij wil het manuscript hebben', zegt de ander.

'Nu!'

Ik ben zo bang dat het me geen moeite kost om me van den domme te houden. 'Het manuscript?'

'De Thingvellir-rollen', zegt de eerste man.

'Hoeveel was Luigi Fiacchini bereid te betalen?'

'Jullie begrijpen het niet 'Waar zijn ze?'

Dan besef ik dat ik bij het traphek sta waarin de alarmknop zit verwerkt.

'Waar zijn ze?'

Mijn hand glijdt langs de inkeping tot ik de knop onder mijn vingertoppen voel.

'Ik heb ze hier niet', zeg ik en ik druk de alarmknop in.

Ik dacht dat het om een stil alarm ging. Eentje dat de politie in het geheim zou waarschuwen. Maar nee. Nu begrijp ik waarom Luigi het alarm niet durfde te gebruiken.

Er begint een sirene te huilen. Beneden is er iets vreselijk aan het rammelen.

De twee Arabieren staan op. Gelukkig hebben ze geen van beiden door dat ik het alarm heb veroorzaakt.

'Hurry!' roept de ene en hij trekt me de wenteltrap af. Veel te snel. Ze duwen me voor hen uit, voeten en traptreden volgen niet hetzelfde ritme, de treden verdwijnen onder me, het duurt nog maar even of het gaat verkeerd. Op het moment dat ik zie dat er een traliewerk voor de winkeldeur zit, verlies ik mijn evenwicht.

Ik probeer mezelf nog te redden, maar val verkeerd. Een bliksemschicht van pijn schiet door me heen als mijn voet in een scherpe hoek de grond raakt.

Mijn been breekt.

Ik schreeuw, van pijn, schrik en angst.

Ongeduldig grijpen de Arabieren me bij mijn jas en trekken me mee. Als een zak slepen ze me over de vloer. Met behulp van mijn goede been probeer ik overeind te komen.

Alles wordt zwart voor mijn ogen.

Maar ik kom bijna direct weer bij mijn positieven. De Arabieren rukken aan de tralies en overleggen op luide toon.

Ineens staan ze daar. Twee politiemannen. Ze moeten verderop hebben geparkeerd, de steeg is te smal voor auto's en door het loeiende alarm hebben we de sirene niet gehoord.

Ze kijken ons verbaasd aan. Naar mij, op de grond. Naar de twee Arabieren, die allebei hun pistool hebben getrokken.

En dan zijn ze weer verdwenen.

Kort daarna stopt het helse alarm. Rome daarentegen is vervuld van sirenes.