7
Opgewonden en in de war over de vondst van de oeroude teksten struikel ik door de straten van Rome. Stuart is nog in het Vaticaan om kopieën te maken.
Het is zwoel. Scooters rijden zigzaggend tussen de auto's door die stilstaan in de avondspits. Een kerkklok in de verte slaat helder en duidelijk en krijgt antwoord. Op de terrasjes zitten toeristen en Romeinen kleine kopjes koffie te drinken aan kleine tafeltjes. Op Piazza Venezia wandel ik door een groep duiven die zich als een ristsluiting opent en sluit.
Mijn hart kan maar niet tot rust komen. Zou Asims schat nog steeds in de Dollstein-grot kunnen liggen, zoals Adelheid had verteld? Of heeft Ragnvald, graaf van Orkney, hem meegenomen en in de Sint-Magnuskathedraal verstopt?
Aan de andere kant van het plein, in een straat die parallel loopt, zeurt een politieauto zich met behulp van een sirene een weg. Ergens toetert er een auto. Uit een bus komt een golf toeristen.
Ik herinner me de eerste keer dat ik in Rome was. Ik had meer dan een uur nodig om de Tarpeïsche rots te vinden. Ik heb uren doorgebracht in het Colosseum, waar ik me het lawaai van de mensen voorstelde en ik heb de brandende zon op het Forum Romanum doorstaan. Op een fluweelzachte avond slenter ik alleen tussen lachende verliefde stelletjes door naar de terrasjes in Travestere.
Ik kom ineens tot stilstand als een scooter uit een poort stuift en meteen weer verdwijnt in het verkeer. Een geërgerde duif, die net een stukje brood heeft gevonden, weigert weg te vliegen. Verstrooid zet ik een stap op de weg. Iemand grijpt me bij mijn jas en trekt me terug terwijl een Alfa Romeo een noodstop moet maken en toetert. Ik draai me om om de vreemdeling te bedanken die me heeft gered, maar hij heeft zich al omgedraaid en draaft de andere kant op.
Vanuit een telefooncel bel ik Ragnhild van de politie in Oslo om te horen of er nog nieuws is.
'Daar ben je eindelijk', zegt ze op een toon alsof ik een voortvluchtige schurk ben. Ze vertelt dat ze Hassans schuilplaats in Oslo hebben gevonden. Een makelaar heeft hun een flat verkocht op Frogner. Het volledige bedrag was via een rekening in Londen overgemaakt. In de flat vond de politie wapens en bewakingsapparatuur, maar geen mensen.
Mijn gedachten razen door elkaar. Ik wandel terug naar mijn hotel op de Quirinaalheuvel.
8
Bij de hotelreceptie ligt een gekalligrafeerde en versierde uitnodiging op geschept papier te wachten. Het betreft een bijeenkomst om acht uur vanavond in Luigi's bibliofiele herenclub.
Ik neem de krakkemikkige lift naar de vierde verdieping.
Er is iemand op mijn kamer geweest. De kamer ziet er nog net zo uit als toen het kamermeisje en ik hem verlieten. Het bed is opgemaakt. De afvalbak is leeg. Maar de heel kleine draadjes die ik in de rits van mijn toilettas en tussen de stapel boeken en papieren heb achtergelaten, zijn weg.
Iemand heeft naar iets gezocht zonder het te vinden.
Hassan? Weet hij dat ik in Rome ben? Waarom heeft hij me niet te grazen genomen?
Ik ga bij het raam staan en kijk uit over het mozaïek van huizendaken en kerkkoepels van de grote stad. Door de nevel, aan de overkant van de Tiber, kan ik de Sint-Pieter zien. Op straat, tegenover de hotelingang en achter een exemplaar van Corriere della Sera, staat een man tegen een lantaarn geleund. Eigenlijk is er niets bijzonders aan hem. Misschien dat ik hem daarom verdacht vind.
De Bijbel van Satan
1
Luigi's herenclub bevindt zich achter een mahoniehouten deur op de tweede verdieping van een respectabel woonhuis aan de Via Condotti, vlak bij de Spaanse Trappen. De wijk ziet eruit alsof hij zich nog steeds in het verleden bevindt en maar niet kan besluiten bij welke eeuw hij wil horen. Een logebroeder of een lakei, ik zie het verschil niet, heeft ons binnengelaten en is weer verdwenen. Zo'n dertig mannen in donkere kostuums zitten bij elkaar in de kamer. De meeste drinken cognac. De sigarenrook is zo dik dat mijn ogen branden.
'Bjørn! Stuart!'
Luigi stapt uit de cirkel van heren, zet zijn cognacglas op een glazen plankje en legt zijn sigaar in een asbak. Hij klapt hard in zijn handen. 'Mijne heren,' roept hij, 'mag ik Bjørn Beltø voorstellen. Jullie kennen zijn inzet bij het redden van The Shrine of Sacred Secrets.'
Hier en daar klinkt applaus.
'En Stuart Dunhill. De archeoloog die aantoonde dat de Vikingen Thebe hebben bezocht!'
Stuart maakt een lichte buiging.
Luigi maakt een rondje met ons en stelt ons voor aan de loge-broeders. We geven ieder van hen een hand. Een van de leden van het bibliofiele genootschap is Tomaso van het geheime archief van het Vaticaan. Een ander is eigenaar van een van de grootste boekhandelketens van Italië. Vele zijn net als Luigi antiquair, andere bibliothecaris of schrijver, en er is ook een uitgever van Bompiani. Van een paar mannen blijft het onduidelijk wat hun bezigheden precies zijn. De namen worden gefluisterd, maar verdampen direct in mijn slechte geheugen.