Home>>read De Hoeders Van Het Verbond free online

De Hoeders Van Het Verbond(68)

By:Tom Egeland


Ik loop snel achter Stuart en de directeur de trap af.

'De opperpriester Asim van de Amon-Ra-cultus werd volgens de legende vroeg in de ochtend van het jaar 1013 door de hemelse goden opgehaald', zegt de museumdirecteur met een lach en een knik naar Stuart. 'Vanwaar die hernieuwde interesse voor Asim? Na dertig jaar?'

'We werken aan een theorie. We zijn een paar manuscriptfragmenten tegengekomen die van zijn hand kunnen zijn.'

'Manuscriptfragmenten? Van Asim? Wat spannend! Die zou ik heel graag willen zien!'

'Ik zal je kopieën sturen.'

'Bedankt, mijn vriend. Erg graag!'

De directeur laat ons een magazijn binnen en zet het alarm uit. Uit een stalen kast pakt hij twee gelamineerde A4-vellen. Het ene vel is een Egyptische en Engelse vertaling van een tekst die oorspronkelijk op papyrus werd geschreven. Op het tweede vel staat een foto van het originele document, dat zich in het museum van Cairo bevindt.

'Deze tekst is door onze vriend mister Asim geschreven. Het is een fragment van een beschrijving van een begrafenis van een farao, bijna meer een journalistiek verslag dan een religieuze hymne, gebaseerd op een papyrusdocument uit het Nieuwe Rijk plus hiërogliefen en muurschilderingen. Helaas ontbreken het begin en het einde.'



... sinds het ochtendgloren staan de mensen bij de rivier langs de route naar het graf. De mensenmenigte zingt een huldedicht ter ere van Amon-Ra. Aan de andere kant van de Nijl, op de oever van de doden, stond de grafkamer al bijna tien jaar gereed. Alleen de grafdelvers wisten precies waar. De farao was nu zeventig dagen dood. Osiris wachtte. De professionele rouwklagers jammerden, gooiden zand over zichzelf en de toeschouwers, en zwaaiden met hun armen. Dansers, gehuld in lendendoek en met veren op hun hoofd, bewogen zich op het ritme van de trommels. Bij de oever van de rivier aan de voet van het paleis wachtte de begrafenisboot met de mummie in de gouden kist. Er ging een zucht door de menigte toen de boot met de snikkende, rouwende familieleden van de kade vertrok. Vlak daarachter volgde de begrafenisboot. De met goud beklede kist stond onder een afdak dat met sieraden was belegd en op vier bewerkte houten zuilen rustte. Staande mannen peddelden. Ten slotte volgde een boot met priesters, officieren, de hofhouding, officiële representanten, dansers en dienaren die alle schatten droegen. Deze waardevolle spullen zouden in het graf geplaatst worden en de dode op zijn reis naar gene zijde, het dodenrijk, vergezellen, waar hij als een god zou verder leven. De mensenmenigte trok naar de Nijl, dromde samen voor de rij bewakers en staarde de boten na die de rivier overstaken. Geen enkele onbevoegde mocht mee op de reis naar het dodenrijk. De laatste rustplaats van de koning was geheim. Op de westelijke oever werd de kist op de lijkbaar gezet, ook die in de vorm van een schip, en die werd op een slee geplaatst. De werklieden van het paleis hadden de eer om de slee met de farao te mogen trekken. Daarachter kwam nog een slee waarop de kruiken stonden met de organen van de koning. De naasten van de koning liepen naast de kist. Achter de tweede slee liepen dienaren met schatten die de farao meekreeg voor zijn nieuwe bestaan, samen met het Dodenboek met de magische formules en aanwijzingen die de dode op zijn reis door de onderwereld de weg zou wijzen. Langzaam, vanwege de hitte en het gewicht, werden de sledes weg van de rivier getrokken, over de vlakte en de heuvel naar de grafkamer. Het monotone gedreun van de trommels weerklonk tussen de rotsen ...



'Meer is er niet', zei de museumdirecteur toen hij zag dat mijn ogen het einde naderden.

Dan draait hij zich naar Stuart: 'Het tweede document is een brief uit de veertiende eeuw aan de Egyptische vizier van de prefect bij het Vaticaanarchief.'

Hij legt een document in doorzichtig plastic voor ons neer. 'De vizier had kennelijk een vraag ingediend bij het Vaticaan omtrent het bestaan van een brief of documenten van Asim. De vizier moet goede connecties hebben gehad, want de prefect van het Vaticaan - die heel simpel elk verzoek, nota bene van een vizier in een islamitisch land, om inzage van het pauselijk archief naast zich neer kon leggen - heeft gewetensvol geantwoord.'

Ik probeer de Latijnse tekst te vertalen.

'Kort samengevat bevestigt de prefect het bestaan van drie documenten die door Asim zijn geschreven', zegt de directeur. 'Het oudste document is een brief van de opperpriester

Aan Zijne Hoogheid, kalief Al-Hakim bi-Amr Allah, Heerser in opdracht van God, almachtige kalief over Egypte...'

'Daar hebben we een kopie van in ons instituut', onderbreekt Stuart hem.

'... het tweede document is een kopie van een onbekend origineel dat een aanval beschrijft van heidense wildemannen op de tempel en de grafkamer. En het derde is een kopiefragment van een reisbrief - mogelijk afkomstig uit dezelfde tekst als de vorige - die een tocht beschrijft naar, ik citeer, "de uithoek van de beschaving".'