Home>>read De Hoeders Van Het Verbond free online

De Hoeders Van Het Verbond(67)

By:Tom Egeland


De monnik opent een metalen kast en trekt er een la uit vol met munten. Hij geeft me een handvol. Ik bekijk ze. Verrast zie ik zilveren penningen van een onbekend Noors koningszegel.

'Hoe zijn die hier terechtgekomen?'

'Ze lagen hier.'

'Ik heb aan de universiteit het een en ander geleerd over numismatiek. Voorzover ik me kan herinneren liet Olav Tryggvason rond het jaar 995 de eerste Noorse munten slaan. Op de munten stond ONLAF REX Normannorum, wat Olav koning van de noormannen betekent. De voorkant bevatte een afbeelding van de koning met een scepter, op de achterkant stond een kruis met de letters crvx, Latijn voor crux, kruis dus. Aangenomen wordt dat de muntmeester uit Engeland kwam.'

'De Noordse handelslui lieten ook hier in Egypte munten slaan. Om precies te zijn in het dorp Misr, ten zuiden van Alexandrië aan de oever van de Nijl.'

'Archeologen namen tot nu toe aan dat de Arabische munten die in Noorwegen zijn gevonden, meegekomen waren met kooplieden die handel hadden gedreven met het Byzantijnse rijk. Bovendien werden Arabische munten veel als internationale valuta gebruikt. Ik wist alleen niet dat de Vikingen hier ook munten lieten slaan.'

'Slechts een korte periode.'

'Er is meer', zegt Stuart en hij stoot de monnik aan met een knik naar een nog steviger kast. 'Als wederdienst hoop ik dat je me de Thingvellir-rollen laat zien.'

'Binnenkort.'

De monnik draait de kast van het slot en haalt er een houten kist uit. Er ligt een gouden sieraad in. Hij geeft me de ketting, die zwaar in mijn hand ligt. De hanger stelt de rune tyr voor.

'Een Vikingsieraad', zegt Stuart. 'Raad eens waar het is gevonden?'

Dat kan ik niet.

'In een lege sarcofaag in de binnenste kamer van de Amon-Ra-tempel', zegt de monnik.



6

Die avond bel ik meteen na het eten, vanuit een telefooncel een paar wijken verwijderd van het hotel, met professor Llyleworth van de SIS.

De verbinding is slecht en het lawaai op straat maakt een gesprek onmogelijk. Maar ik leg hem uit dat het me gelukt is uit het Schimmer Instituut te ontsnappen en dat het tamelijk goed met me gaat. Zijn vragen verdrinken in een kakofonie van brommers, bussen en groenteverkopers die hun waterige meloenen aan de man proberen te brengen en de disharmonische oproep tot gebed uit de minaretten.

Op de terugweg word ik nietsvermoedend allerlei bazaars en winkeltjes in getrokken waar ik tijdens een heel onhandige serie culturele en taalkundige misverstanden kans zie een aanzienlijke verzameling stenen scarabeeën, kattenfiguren, mummiereliëfs, anoebisbeeldjes en miniatuursarcofagen met mummies buit te maken, plus een stuk papyrus met een sfinx voor een zonsondergang en de parfumessence Nubian Nights, die mooie vrouwen onmogelijk kunnen weerstaan.

Voor het hotel zie ik de fotograferende toerist uit de grafkamer van Thoetmosis weer. Hij staat naar iets uit te kijken, misschien zijn verrukkelijke vrouw die zijn creditcard heeft en niet bang is die te gebruiken. Als hij me in het oog krijgt, lacht hij betrapt. Misschien omdat hij me herkent zonder precies te weten waarvan. Of omdat het niet de bedoeling was dat ik hem zag.



7

De volgende ochtend vroeg gaan Stuart en ik van het hotel te voet door de stad naar het Luxor Museum.

Stuart heeft gisteravond het museum gebeld en een afspraak gemaakt met de directeur, een collega van hem met wie hij al die jaren contact heeft gehouden.

Onderweg probeert Stuart me nogmaals over te halen hem de Thingvellir-rollen te laten zien. Ik zeg dat hij moet begrijpen dat ik ze niet bij me heb.

'Maar je weet waar ze zijn?' houdt hij aan. 'Kunnen we daar, niet heen gaan?'

Hoewel ik begrijp dat zijn wetenschappelijke nieuwsgierigheid moeilijk te beteugelen valt, werkt zijn gezeur me nogal op mijn zenuwen.



De museumdirecteur ziet eruit als een goedaardige gorilla. Hij heeft een flinke baardgroei en borstelige wenkbrauwen en zelfs uit de kraag van zijn overhemd groeit haar.

'Stuart!' bromt hij en hij omhelst zijn oude collega. Ze nemen elkaar lachend en wantrouwend op als strijdmakkers die beiden levend zijn ontsnapt aan de loopgraven.

'Hij was mijn assistent tijdens de opgraving van de grafkamer van Amon-Ra', legt Stuart uit.

'Je assistent?' buldert de directeur lachend. 'Ik was je slaaf!'

Het is al druk in het museum. Ik zoek naar de fotograferende toerist uit de grafkamer. Hij is er niet. Ze hebben hem natuurlijk vervangen door een ander.

'Maar weinig mensen weten van - en nog minder zijn geïnteresseerd in - onze verzameling papyrusteksten, perkamenten en papieren documenten in het keldermagazijn', zegt de directeur. Tegen Stuart voegt hij eraan toe: 'Daar zijn de documenten.'

Stuart knipoogt naar me.

'Documenten?' vraag ik.

Op dat moment lopen we langs een glazen vitrine met een kleine figuur erin die me onmiddellijk doet stilstaan.

Het houten figuurtje is ongeveer veertig centimeter hoog en stelt een man of een god voor die met beide handen zijn lange baard vasthoudt. Volgens het opschrift bij de vitrine was dit tweeëndertighonderd jaar oude figuurtje oorspronkelijk bedekt met zwarte teer, de kleur van de god Osiris, en werd het gevonden in een graf in het Dal der Koningen. Het beeld lijkt griezelig veel op het beeldje waarvan Thrainn in zijn kantoor in Reykjavik een foto had. Het duizend jaar oude bronzen beeld dat in 1815 in Noord-IJsland bij Eyjafjördur werd gevonden. Waar kwam het Eyjafjördur-beeld vandaan? Stamde het uit Egypte? En als een IJslandse Viking in de elfde eeuw het Eyjafjördur-beeld maakte, waar had hij zijn inspiratie dan vandaan? Kan hij een bemanningslid van een van de langschepen van Olav zijn geweest?