Home>>read De Hoeders Van Het Verbond free online

De Hoeders Van Het Verbond(65)

By:Tom Egeland


De kloosterkerk ligt in De vergeten stad in een woestijndal enkele kilometers buiten Luxor. Je zult De vergeten stad niet op een kaart vinden en slechts bij uitzondering wordt hij besproken in toeristenfolders (en dan in curieuze bewoordingen als 'de ruïne van een woestijndorp dat niet van plan is uit te sterven'). Officieel bestaat hij niet. Al sinds de vijftiende eeuw weigert de Egyptische overheid het bestaan ervan te erkennen. De aanleiding was een twist tussen monniken, een bedoeïenenstam en de centrale overheid over het eigendomsrecht van een waterbron die het dorp in leven houdt. Toen de overheid in 1481 de strijd tegen de koppige woestijnbewoners opgaf - ondanks alles lagen dat verrekte woestijndorp en het klooster een verdomd eind weg in die winderige hel van hitte, zand en scheten latende dromedarissen - verwijderden ze het dorp uit al hun papieren en registers. Tot op de dag van vandaag is niemand op het idee gekomen om het dorp naar de werkelijkheid terug te brengen. De wraakzucht van de machthebbers in Egypte is geen kort leven beschoren. Het dorp, dat oorspronkelijk een naam had, die iedereen echter allang vergeten is, heeft geen school, geen gemeentehuis, geen politici, geen gezondheidszorg. De kinderen die hier opgroeien, gaan per bus naar Qena, waar de school hen registreert als daklozen. De lokale dokter kun je in het beste geval omschrijven als een medicijnman. In het zeldzame geval dat hij twijfelt, stuurt hij zijn patiënten per vrachtwagen naar het ziekenhuis omdat die zogenaamd geletterde doktoren, zoals hij ze in het café boven een waterpijp minachtend noemt, betere spullen hebben dan hij om een hersenoperatie of een hoornvliestransplantatie uit te voeren. En, tot op zekere hoogte, omdat hij kampt met een lastige trilling in zijn hand.

Aan de rand van de oase, deze niet-bestaande verzameling van huizen van steen en gedroogde leem, vergeten en genegeerd door lokale en centrale overheden en de rest van de wereld, ligt Marcus' Rust.



4

De kloosterpoort gaat open.

Er komt een man naar buiten die eruitziet alsof hij er woont sinds Marcus' Rust werd gesticht. Zijn gezicht lijkt op een in de zon gedroogde, verschrompelde rozijn. Om zijn hoofd heeft hij een tulband gedraaid. Op sandalen van schors sjokt hij ons met een tandeloze grijns tegemoet en geeft ons een hand. Hij heeft een kruisje getatoeëerd op de binnenkant van zijn rechterarm. Hij zegt in het Arabisch zijn naam, die klinkt als een opeenstapeling 'van willekeurige consonanten en hoewel Stuart zijn naam in de auto nogmaals voor me herhaalt, kan ik hem niet onthouden. Dus noem ik hem 'de monnik'.

Hij nodigt ons uit in het woestijnklooster en laat de slaapzalen, de refectoria, de studiezaal, de kerk en de goed onderhouden tuin in het atrium zien. Tot mijn verrassing spreekt hij perfect Engels. Hij heeft zijn opleiding in Cambridge gehad, waar hij jaren college heeft gegeven.

'Hoewel we veel van elkaar verschillen,' zegt de monnik met een zekere tederheid in zijn stem, 'delen Stuart en ik een gemeenschappelijke geschiedenis. Ik was zijn studiebegeleider egyptologie aan de Universiteit van Cambridge.'

Verbaasd kijk ik naar zijn zonverbrande, verweerde gezicht en ik vind het moeilijk om de monnik als professor in Cambridge voor te stellen. Aan de andere kant vinden veel mensen het moeilijk om mij als universitair docent aan de Universiteit van Oslo voor te stellen.

Hij vertelt dat het Koptische christendom enkele jaren na de kruisiging van Jezus door de apostel Marcus in Egypte werd geïntroduceerd. De allereerste georganiseerde christelijke gelovigen waren kopten. De monniken in Marcus' Rust blijven hardnekkig beweren dat Marcus zelf heeft deelgenomen aan de bouw van de kloosterkerk. Het hoofd van de Koptische kerk wordt overigens nog steeds 'Paus van Alexandrië en Patriarch van de heilige Stoel van Sint-Marcus' genoemd en de vroegere Koptische kerk gebruikte het ankhsymbool, ansate, als kruis.

Toen de Egyptische christenen in de derde eeuw uit de steden werden verdreven, vluchtten ze de woestijn in. Daar bouwden ze hun kloosters. Er werden honderden kloosters opgericht in de Egyptische woestijn, in oude gebouwen en in schaduwrijke grotten. Van daaruit verspreidde de kloosterbeweging zich over de hele christelijke wereld.

De monnik vertrouwt me toe dat de allerheiligste relikwie, die op een rood kleed van zijde in een gouden kist rust, een doorn is uit Jezus' doornenkroon. En in een gegraveerde zilveren kist worden acht bladzijden bewaard die waarschijnlijk een deel zijn van het originele manuscript van het evangelie volgens Marcus en een Koptisch fragment van het evangelie volgens Johannes.



5

'God is dood.'

We zitten op een houten bank in de schaduw van de kruisgang in de tuin en drinken koud water uit plastic flessen.

De monnik schopt met zijn sandaal tegen de grond. Er schiet een pijnscheut over zijn gezicht.

'Dood?' vraag ik.

'Osiris', zegt hij en hij steekt een vinger in de lucht. 'Odin.' Nog een vinger in de lucht. 'Zeus. Ptah. Bacchus. Thor. Pan. Poseidon. Cupido. Ashtoreth.' Nu komt hij vingers tekort, maar hij gaat toch verder: 'Bellona. Isis. Jupiter. Anoebis. Balder. Nebo. Loki. Amon-Ra. Aphrodite. Baal. Ahijah. Froya. Hades. Muluhursang. Njord. Llaw GyfFes. Mu-ullil. Frigg. Venus. Sutekh, de oppergod van de Nijldelta. Zo kan ik nog wel tien minuten doorgaan. Wat kenmerkt al deze goden? Ze gaven leiding aan het leven van miljoenen godvruchtige mensen. Hun namen deden mannen beven van angst en vrouwen plechtig hun hoofd buigen. Menigten hebben hen aanbeden. We hebben tempels ter ere van hen gebouwd. Slavenarbeid is er verricht om bouwwerken te kunnen oprichten om hen te loven. Beschavingen zijn tot bloei gekomen en te gronde gegaan in hun naam. Oorlogen gevoerd. Generaties van priesters en monniken hebben hun leven gewijd om hen te begrijpen, uit te dragen, aan hen te offeren, hen te aanbidden.'