In de Oudheid verbond een geplaveide avenue in Thebe de tempel van Karnak met die van Luxor. Hier hebben de farao's gelopen op hun bestofte sandalen en dachten ze hun oorlogsplannen uit voordat ze naar hun paleizen wandelden om dadels te eten en hun zusters te bezoedelen.
Vandaag de dag werpen de twee tempels, met hun godshuizen, obelisken, sfinxen en gigantische beelden, lange schaduwen op de vlakte voor de rivier. We nemen onze intrek in The Winter Palace aan de hoofdstraat Corniche el Nile. In het westen, op de andere oever van de Nijl, gaat de zon onder. De rode gloed van de schemering kleurt de rotsen met de tempels en begraafplaatsen die aan de dode farao's, koninginnen en prinsen toebehoren.
Wel een beetje exotischer dan op een grijze dag aankomen in een Noors dorp.
De vergeten stad
EGYPTE
1
Het Dal der Koningen, het dodenrijk op de westelijke oever van de Nijl, sluimert zijn eeuwige slaap tussen de rotsen.
De tijdloosheid van genius loei - de speciale sfeer van de locatie - rust over het onvruchtbare dal. Hetzelfde gevoel van onvergankelijkheid overspoelt je als je op het Forum Romanum in Rome of op de Akropolis in Athene bent: een besef van de vluchtigheid van de tijd en de langzame golfslag van de geschiedenis. Tussen de rotsen liggen machtige koningen in hun verborgen graven. Ramses. Seti. Thoetmosis. Amenhotep. Toetanchamon. In de loop van vijfhonderd jaar werden meer dan zestig graven in de berg gehakt.
Er fluistert een windvlaag door de kloof.
Samen met honderden toeristen zijn Stuart en ik in een mini-trein achter een puffende tractor op weg door het dal. De zandkorrels kleven aan mijn huid. De rotsen strekken zich uit naar de hemel.
De grafkamer die Stuart me wil laten zien, bevindt zich hoog in een nauwe kloof. De ingang ligt op het noorden. De binnenste grafkamer is gericht op het oosten. Het patroon symboliseert de onderwereld.
Buiten adem lopen we een lange, steile trap op die leidt naar een bescheiden, ooit goed gecamoufleerde toegang. Een bewaker neemt ons entreebiljet in ontvangst en laat ons de tunnel binnen. De lucht is er zo warm en vochtig dat ik aan de halsopening van mijn T-shirt trek.
'Een van de eerste dingen die een koning deed, was een begin maken met het werk aan zijn grafkamer', zegt Stuart. 'Honderden gravers hadden tientallen jaren nodig om deze grafkamers te bouwen. Eerst kwamen de grove werkers, de steenhouwers. Daarna gingen de decorateurs met hun penselen aan de gang en dan de priesters met hun zegeningen.'
Als we de smalle trap afdalen, moeten we onze rug tegen de wand duwen om de toeristen die omhooglopen erlangs te laten. Ik verdring de eerste tekenen van claustrofobie. De lucht is vreselijk bedompt. Toen de rovers en archeologen indertijd de graven openden, kon de opgesloten lucht zelfs gevaarlijk zijn. De auteur die Sherlock Holmes creëerde, Arthur Conan Doyle, huldigde de theorie dat sporen van een dodelijke schimmel in de kamers waren achtergelaten om de indringers te straffen.
Al dan niet onbewust adem ik door mijn neus.
Stap voor stap bewegen we ons honderden, ja, duizenden, jaren terug in de tijd. Om slijtage door miljoenen toeristenschoenen te voorkomen, heeft de archeologische dienst paden van hout laten timmeren. In een grote groep dalen we steeds verder af in de berg. Ik heb moeite met ademhalen. Ik kan niet diep inademen. Maar ik zeg niets tegen Stuart. Je bent niet graag een zeurpiet.
Het plafond is blauw geschilderd met gele sterren. Het voorportaal wordt gedomineerd door twee massieve zuilen en is gedecoreerd met motieven van 741 goden. Een trap die meerdere verdiepingen aandoet komt uit bij een ovale grafkamer met vier zijkamers.
Ik hoor het enthousiaste gemompel van de toeristen. Als we daar met zo velen zijn dan is de zuurstof toch op een gegeven moment op? Er gaat een schok door mij heen. Ik wankel tegen een toerist aan die net een foto van de muurdecoratie aan het maken is. Ik lach verontschuldigend en ruk aan de strakke halsopening.
'Is er iets, Bjørn?' vraagt Stuart. 'Nee, hoor', hik ik.
De muren van de grafkamer zijn gedecoreerd als een rol papyrus en bevatten de tekst van Amduats heilige boek over de onderwereld. Op de twee rechthoekige zuilen is een uittreksel van de litanie van Ra te zien en een motief van de overledene samen met een godin. In deze grafkamer werd bijna vijfendertighonderd jaar geleden de mummie van farao Thoetmosis III te ruste gelegd. Hij was de zesde farao in de achtste dynastie van Egypte en wordt gezien als een van de grootste koningen van Egypte. Hij heeft een halve eeuw geregeerd, tot aan zijn dood rond het jaar 1425 v.Chr. De grafkamer is in 1898 ontdekt door de Franse egyptoloog Victor Loret.
De mummie van Thoetmosis III was zeventien jaar eerder ontdekt, samengepropt met vijftig andere mummies in de Deir-el-Bahri-grot in de rotsen bij de tempel van Hatsjepsoet.
Ik tik op Stuarts arm. 'De lucht is hier nogal slecht,' zeg ik, 'hebben we genoeg gezien?'