'We zien vaag de omtrekken van een historisch raadsel. Velen hebben, vanuit hun eigen invalshoek, toegang gekregen tot een klein stukje van het mysterie. De tempelridders. De johannieters. De kruisvaarders. Het Vaticaan. Al die mysterieuze ordes, broederschappen en verbonden waar ze graag over horen. Wat wisten ze? Wat hielden ze geheim? Wat wilden ze zo graag vinden? Kennelijk kenden ze ieder voor zich een flinter van het geheim. Toch was dat genoeg voor hen.'
'Vonden ze ooit wat ze zochten?'
Stuart Dunhill sluit zijn ogen voor hij antwoord geeft. 'Ik betwijfel of ze wisten waar ze naar op zoek waren. Ze beheerden elk een deel van de waarheid. Pas als al die fragmentarische kennis wordt samengevoegd, komt er zicht op het geheel. En dat is nu juist het probleem. Iedereen houdt zijn eigen puzzelstukje voor zich. Niemand wil het delen.'
We staren zwijgend het donker in en denken hetzelfde.
'Genoeg over mijn persoon en mijn dingen,' zegt Stuart, 'hoe zit het met jou? Vertel me over jouw vondsten in Noorwegen.'
Ik vertel hem de hele geschiedenis. Ik begin met de moord op sira Magnus en de gestolen Snorri-codex. Ik vertel over de Thingvellir-rollen in de grot in IJsland. Over Hassan en de mannen die achter me aan zitten en die waarschijnlijk voor sjeik Ibrahim werken. Over de runencode van sira Magnus die me naar het e-mail-adres van sira Magnus met de kopie van het gestolen document leidde. Ik vertel over de verborgen codes in de tekst van Snorri en hoe ik ze heb opgelost met behulp van mijn fantasie en goede vrienden. Hoe Øyvind en ik te werk zijn gegaan bij het zoeken naar de grafkamer onder het Lyse-klooster. Over de runensteen die ik in mijn bezit heb. Over mijn schuilplaats, over de code op de runensteen die me naar Urnes heeft geleid en vervolgens naar Flesberg, Lom, Garmo en Ringebu. In mijn zak heb ik een kopie van de teksten die ik tot nu toe heb kunnen vertalen. Ik laat ze aan hem zien. Hij leest ze in het zwakke lichtschijnsel van het instituut en ik kan aan zijn ademhaling horen hoe opgewonden hij raakt. Ik vertel hem van de dood van de priester in de staafkerk van Ringebu, over het houten beeld dat ze hebben gestolen en mijn reis naar de SIS en het Schimmer Instituut.
'Wat een verhaal', zegt hij. 'En dat manuscript dat jullie in IJsland hebben gevonden, de Thingvellir-rollen, ik hoop dat dat in veilige handen is?'
'Uiteraard.'
'In Noorwegen. In IJsland?'
'We proberen het te laten vertalen.'
'Heb je goede mensen die je kunnen helpen?'
'De beste.'
'De beste vertalers zitten eerlijk gezegd hier op het Schimmer Instituut.'
'Oké dan. De op een na beste!'
'Je had het manuscript echt hierheen moeten sturen. Voor de conservering, de behandeling en de vertaling.'
'Het is in goede handen. Voorlopig weet ik niet of het veilig is om het hierheen te laten brengen. Het zou me niet verbazen als de sjeik de eigenaar is van het Schimmer Instituut. Sira Magnus heeft naar dit instituut gebeld toen hij de codex had gevonden!'
Stuart zwijgt een ogenblik voordat hij de draad weer oppakt: 'Jij en je vrienden zijn verder gekomen dan wie dan ook. Jullie hebben codes ontdekt waar anderen slechts een tekst zagen. En jullie hebben, laten we dat niet vergeten, kans gezien om de codes te ontcijferen!'
'Maar de belangrijkste grafkamer hebben we niet gevonden. En we zijn de laatste aanwijzing kwijtgeraakt. Die zat in het Sint-Laurentiusbeeld.'
In het donker zie ik vaag Stuarts lachje. 'Je strijdt met de meest vooraanstaande wetenschappers en een mysterieuze miljardair. Maar je hebt talent, intuïtie en een duivelse koppigheid waaraan het bij iedereen ontbreekt. Ik bewonder je, Bjørn. Echt. Ik bewonder je.'
Mijn wangen worden warm.
Stuart zegt: 'Als de grafkamer ooit wordt gevonden en dit raadsel wordt opgelost, dan zal dat door jouw toedoen zijn. En ik ben niet de enige die dat denkt.'
6
De hele volgende dag breng ik door in het archief van het Schimmer Instituut, waar ik platte kartonnen dozen met documenten, perkamenten, boekrollen en fragmenten van papyrus doorneem. De archivaris noteert plichtsgetrouw alles wat ik naar mijn leestafel meeneem.
Nauwgezet als een hersenchirurg blader ik door de teksten en neem de geschiedenis door. Ik vind een scriptie uit de negentiende eeuw waarin minutieus de parallellen zijn uitgeplozen tussen het raadselachtige Voynich-manuscript uit de zestiende eeuw - een document van 272 pagina's geschreven met onbekende tekens in een onbekende codetaal - en een net zo cryptisch manuscript van Leonardo da Vinci in de Bibliotheca Ambrosianna in Milaan. Ik vind brieven, beschrijvingen, geloofsbrieven, attesten, bijlagen, aanwijzingen, traktaten, eigendomsverklaringen en circulaires. Bij de meeste documenten is een Engelse vertaling gevoegd. Ik draag zijden handschoenen en met regelmatige tussenpozen komt een conservator naar mijn tafel om te controleren of ik niet papier-maché van de onvervangbare schatten aan het maken ben.