'Wie lag daar begraven?'
'Dat weten we niet', antwoordt professor Llyleworth. 'De hiërogliefen - en dan hebben we het hier over teksten van enkele duizenden jaren oud - beschreven de dode afwisselend als De afvallige, De veroordeelde en De heilige.'
'Het lijkt erop', zegt Diane, 'dat de mummie uit een koninklijk geslacht stamde en in zijn tijd werd veroordeeld, maar later werd aanbeden.'
Ze klikt op de foto's van de standbeelden en de reliëfs op het scherm. 'De nieuwste hiërogliefen zijn dus tweeënhalfduizend jaar jonger dan de oudste.'
'Wat staat er?'
Diane zoomt in op de hiërogliefen. 'We hadden wel even tijd nodig om ze te kunnen duiden. Het probleem is dat ze niet echt een bedoeling lijken te hebben.'
De professor zegt: 'De grafkamer is in 1977 door Stuart Dunhill gevonden, maar aangezien de schatten en de mummies door grafrovers waren meegenomen, heeft de vondst niet veel internationale bekendheid gekregen.'
'De kamer ligt iets ten noorden van het Dal der Koningen, in de rotsen aan de oever van de Nijl.' Diane klikt een foto op het scherm waarop de oever van de Nijl staat. Onder de blauwe hemel zie ik de gouden rotsen. Op een plateau hebben ze een tempelpaleis gebouwd. 'Duizend jaar geleden liep er een zijkanaal van de Nijl langs het tempelcomplex', zegt ze.
'De onbegrijpelijke boodschappen van de hiërogliefen zijn merkwaardig', zegt professor Llyleworth. 'Ze vertellen dat, volgens de toen gebruikelijke Egyptische kalender, de grafkamer ruim duizend jaar na Christus' geboorte werd aangevallen. Hij werd aangevallen door - en nu citeer ik letterlijk van de muurinscripties - "de barbaren van de woeste landen in het noorden".'
'Doet je dat aan iets denken?' vraagt Diane.
'Vikingen?'
'Dat was Stuart Dunhills conclusie', zegt professor Llyleworth. 'Helaas ontmoette hij niet alleen tegenstanders op zijn vakgebied. Hij werd ook belachelijk gemaakt. In diskrediet gebracht. Verdachtmakingen. Het archeologische establishment in de jaren zeventig heeft hem als mens en wetenschapper kapotgemaakt.'
'Uiteraard weten we dat er geen bewijzen zijn dat de Vikingen de Nijl zijn op gezeild', zegt Diane. 'Zelfs Snorri, die met zo veel fantasie de koningssaga's aanvulde, heeft het niet over een Vikingtocht naar Egypte. Je zou denken dat een archeoloog die een dergelijke grafkamer vindt alom wordt bewonderd en gerespecteerd. Voor Dunhill was het echter het begin van het eind. In plaats van de vondst in vaktijdschriften te publiceren en zijn hypothesen op toetsbare wijze te documenteren, verkocht hij zijn verhaal aan het National Geographic Magazine. Met veel bombarie beweerde hij dat de Vikingen in Egypte waren geweest.'
'Stuart deed alles verkeerd', zegt professor Llyleworth. 'Hij dacht dat hij als de nieuwe Howard Carter zou worden gehuldigd, maar hij trok iets te overhaaste conclusies gebaseerd op speculatief materiaal. Collega's die de hiërogliefen hebben onderzocht, trokken heel andere conclusies dan hij. Ze dachten bijvoorbeeld dat "de barbaren van de woeste landen in het noorden" de soldaten van de keizer van Byzantium waren.'
'Het fiasco zorgde ervoor dat hij troost ging zoeken in de alcohol', zegt Diane. 'Het ging bergafwaarts met hem.'
'Is hij dood?'
'Dat is maar hoe je het bekijkt.'
'Hij drinkt', zegt professor Llyleworth. 'Sinds 1979 woont, en in zekere zin werkt, hij in het Schimmer Instituut.'
'Paradoxaal genoeg zijn er de laatste vijfentwintig jaar steeds meer aanwijzingen gekomen die bevestigen dat de hypothese van Stuart, dat de Vikingen de Nijl zijn opgevaren, inderdaad klopt.'
'Jouw eigen vondst bevestigt die hypothese ook', voegt Diane daaraan toe en ze laat een foto zien van de grafkamer bij het Lyse-klooster.
Ik moet huiveren van de foto's. Ik had geen idee dat de SIS ook vertegenwoordigd was onder de onderzoekers die na mij aan het werk gingen in de grafkamer. Uiteraard zijn ze daar ook. De SIS is overal.
'Wie zat er achter de moorden op sira Magnus en de priester van Ringebu?' vraag ik.
'We weten het niet. Maar we koesteren verdenkingen', zegt professor Llyleworth.
'Na de vondst van de grafkamer in 1977 gingen er geruchten over wat de muurinscripties vertelden', zegt Diane. 'Veel internationale verzamelaars streden om zo veel mogelijk informatie. Bijvoorbeeld nauwkeurige kopieën of afbeeldingen van de muren.'
'Als ze zegt "streden", dan bedoelt ze "kochten"', vult professor Llyleworth aan. 'Tegen astronomische bedragen.'
'Een van de meest bezeten verzamelaars die in die tijd opdook, was een onbekende sjeik. Een mysterieuze multimiljonair. Sjeik Ibrahim al-Jamil ibn Zakiyy ibn Abdulaziz al-Filastini. Ik ken niemand die hem ooit heeft ontmoet. We hebben niet eens een foto van hem. Hij bezit een van 's werelds grootste privé-verzamelingen van relikwieën uit de Oudheid. Velen beweren dat hij in het bezit is van een complete versie van Codex Sinaiticus, de handschriftverzameling van de Griekse Bijbel. Deze bijbelversie is verspreid over alle windstreken: 347 bladzijden liggen in de British Library in Londen, 12 bladen en 14 fragmenten bevinden zich in het Katharina-klooster in de Sinaï, 43 bladen in de universiteitsbibliotheek in Leipzig en 3 bladen in de Russische nationale bibliotheek in Sint-Petersburg.'