Met een afgrijselijke gil rent de brandende man naar het middenpad, waar hij neervalt en zich oprolt. Hassan en de drie andere mannen slaan met hun colbertje naar de man in een vertwijfelde poging het vuur te blussen. Hij brult van paniek en pijn.
Jammerend roep ik om hulp. Om ons heen likken de vlammen aan de vloer, de loper en de pilaren. Het vuur begint te knagen aan het droge houtwerk.
Mijn handen zitten nog steeds vast.
Op dat moment gaan het automatische brandalarm en de sprinklerinstallatie af.
Hassan richt zich op. Hij kijkt me aan. Alsof de hele ellende mijn schuld is. Onder zijn arm heeft hij Sint-Laurentius.
Vertwijfeld ruk ik aan de plastic boei die mij vasthoudt aan de pilaar. Het water van de sprinklers druipt van Hassan af.
Het lijkt wel of hij zijn pistool wil pakken en nu wraak wil nemen. Of hij denkt dat het beter is me aan de vlammen en de pijnlijke verbranding over te laten.
Het alarm is oorverdovend. Een van hen roept iets naar Hassan. Hij geeft antwoord. Ze haasten zich naar de deur. De mannen sleuren hun verbrande collega met zich mee.
'Help!' roep ik huilend.
Om mij heen vechten de vlammen en het water om het overwicht. De vlammen hebben de kerkbanken waar de meeste spiritus op terecht is gekomen in hun greep. Het vuur vreet zich een weg in de watervloed van de sprinklerinstallatie. Iedere keer als ik ademhaal, maakt de rook me aan het hoesten.
Nog steeds huilend, hikkend en hoestend snijdt het kerkenraadlid de plastic boei rond mijn polsen door. 'Wat gebeurt er toch, wat gebeurt er toch?' snikt ze.
We pakken de bewusteloze priester onder zijn armen en slepen zijn zware lichaam over het middenpad, de kerk uit en de stenen trap af. Op veilige afstand van de brandende kerk leggen we hem tussen de grafstenen op het natte gras. De rook kringelt onder de deur door.
Een zwarte Mercedes GL met vierwielaandrijving spurt weg. Door de achterruit, tussen de verbrande man en Hassan in, zie ik een glimp van het Sint-Laurentiusbeeld.
De priester is gestopt met ademhalen.
Zijn ogen zijn halfopen en staren in de eeuwigheid waar hij zijn hele leven aan heeft gewijd. Dunne straaltjes bloed lopen uit zijn neus en oren.
Het kerkenraadlid en ik proberen wanhopig lucht in zijn longen te blazen en zijn hart met onze vuist op gang te krijgen.
Maar het lukt ons niet.
Het gezicht van de priester lost op.
Met mijn vingertoppen sluit ik zijn ogen.
Door het jankende brandalarm heen huilen de sirenes van de brandweerauto's die beneden uit het dorp komen aangereden.
'Het spijt me', fluister ik onhoorbaar en ik barst in geluidloos gesnik uit.
De opdracht
ENGELAND
1
Soms word je, onvrijwillig en onverwacht, ingehaald door bekenden uit het verleden.
Als geesten van vlees en bloed zien ze eruit zoals je ze juist wilde vergeten.
Er wordt gezegd dat je nooit voor je verleden kunt vluchten. Je kunt proberen te vergeten. Je kunt proberen je te verstoppen. Maar ze zullen je altijd vinden. Altijd.
2
Als een Griekse tempel of een keizerlijk paleis in het oude Rome springt het met marmer beklede hoofdkwartier van de Society of International Sciences eruit in het eerbiedwaardige Whitehall in Westminster, in hartje Londen. Een brede trap van graniet leidt naar een dubbele deur van roodgevlamd beukenhout achter zeven massieve zuilen.
De SIS is een stichting die in het jaar 1900 werd opgericht om onderzoek uit alle disciplines in een gemeenschappelijke kennisbank op te slaan, een soort CIA voor de wetenschap. Ze hebben contact met alle universiteiten en onderzoeksgroepen ter wereld.
De receptie van de SIS ziet eruit als een museum voor speciaal genodigden. Iedereen spreekt met gedempte stemmen. Boven de lambrisering van glanzend gepoetst mahonie hangen gigantische olieverfschilderijen met motieven uit de Oudheid en de Middel eeuwen. Druïden bij Stonehenge. Mozes die de zee deelt. Maria Magdalena die een baby de borst geeft. De tempelridders in Salomo's tempel. De ridders van Koning Arthur die de heilige graal naar de vollemaan opsteken.
Diane en professor Llyleworth wachten me op achter een balie van donkerrood merantihout.
'Bjørn', zegt Diane slechts. Ze omhelst me kort. 'Dat is langgeleden.'
Een paar jaar geleden waren we geliefden. Of misschien is 'minnaars' het woord waar ik naar zoek. In een paar gelukzalige weken dacht ik dat ik eindelijk de vrouw van mijn leven had gevonden. Ik herinner me die nacht in haar appartement in de wolkenkrabber in Londen en onze zomerzoete vrijpartij op de boerderij van mijn opa aan de Oslofjord. Maar ineens werkte ze me haar leven uit als een lastige vlieg. Die exclusieve gouden ring aan haar linkerringvinger is me allang opgevallen. Geen van beiden maken we een woord vuil aan het feit dat ze ooit 'Bjørn' in mijn oor heeft gefluisterd terwijl ze met haar lange, purperrode nagels mijn huid en mijn ziel openhaalde.
Professor Llyleworth steekt zijn hand uit en zegt formeel: 'Prettig je weer te zien.' En hij knijpt mijn hand fijn.