7
Voordat we gaan slapen bel ik Thrainn in IJsland. Hij vertelt dat hij heeft geprobeerd me te bellen. Drie onbekende mannen zijn het hoofdlaboratorium van het Arni Magnússon-instituut binnengedrongen en hebben de vier hoofdvakstudenten gemolesteerd die als afleidingsmanoeuvre dienden. Ze werden bedreigd, gekneveld en vastgebonden aan een radiator. De schurken hebben de achttiende-eeuwse kopie van Heimskringla meegenomen.
'Waarschijnlijk dachten ze dat het de Thingvellir-rollen waren.'
'Thrainn, de rollen zijn niet veilig in Reykjavik.'
'Dat heb ik nu ook begrepen.'
'Vroeg of laat zal iemand doorkrijgen waar jij ze hebt verstopt.'
Zijn adem stokt. 'Ik ga even bellen.'
'Met wie?'
'Ik ken iemand die ons kan helpen.'
8
Al vroeg keren we de volgende ochtend met meer gereedschap terug: meer en dikker touw, een drilboor met drie accu's, houwelen, mokers, lantaarns en overalls.
We maken twee touwen aan een stevige boom vast en laten ons zakken. De stenen muur is zo sterk als een berg. Maar met behulp van de drilboor en de mokers krijgen we de witte steen met de drie symbolen los. Erachter zit nog een stenen muur. Pas als we kans hebben gezien een steen los te krijgen, kunnen we de stenen daarachter makkelijker los krijgen. Al snel daarna hebben we in de buitenste muur een gat van een meter in het vierkant. Dan storten we ons op de tweede muur. We hebben meer dan een uur nodig en verbruiken twee boren en drie accu's voordat de laatste steen meegeeft. Met behulp van een moker en een houweel lukt het ons om de stenen weg te duwen, die in een ruimte achter de bronschacht vallen.
We zijn erdoorheen.
Een sterke rottingsgeur slaat ons tegemoet en stijgt als een geest na honderden jaren gevangenschap op naar de opening van de bron. 'Nu is er in elk geval een vorm van ventilatie hierbeneden', zegt Øyvind.
Ik schijn in de ruimte. Leeg met stenen muren.
'Zie je iets?' vraagt Øyvind.
'Niets.'
'Schiet nou op!' Geen mens kan zo zeuren als iemand uit Bergen.
Ik kruip er als eerste in. Øyvind volgt direct.
Ik dacht dat het een soort kamer was, maar het blijkt het einde van een bocht te zijn in een tunnel die op dezelfde manier als de bron met stenen is verstevigd. De tunnel heeft een doorsnede van twee bij twee meter, dus we kunnen rechtop lopen. Stap voor stap waden we door het water en de modder. De lucht is vochtig. Het licht van onze lantaarns wervelt door de duisternis. De muren zijn bedekt met algen en wortels. Hier en daar duikt een spin in elkaar als hij door onze lichtbundel wordt geraakt.
Na vijf minuten komen we in een ruimte die zo'n drie meter hoger en breder is. Vanaf een stenen plateau voert een granieten trap naar links, terwijl de tunnel verder rechtdoor gaat.
'Waarschijnlijk is dat de toegang tot een bronschacht of een verborgen uitgang', zegt Øyvind.
We besluiten eerst de tunnel tot het eind te onderzoeken voordat we de trap op gaan.
De tunnel eindigt bij een stevige stenen muur.
'We moeten nu recht onder het Lyse-klooster zitten', zegt Øyvind. 'Misschien is dit een vluchtroute geweest?'
We hebben al ons gereedschap in de bron achtergelaten, dus we gaan terug naar de ruimte met de trap zonder dat we een poging wagen op de muur.
De ruimte zit ongeveer halverwege de tunnel. Hij moet op het kruispunt van het binnenste pentagram en de bron in het buitenste liggen.
We gaan de trap op. Boven aan is er een stenen muur. Opnieuw. Ik heb iets met muren.
De trap heeft ons naar een smal plateau gebracht, een soort voorportaal dat uitmondt in een solide constructie waar stenen zo groot als gasbetonblokken perfect op elkaar zijn gemetseld. Vijf in de breedte, tien in de hoogte.
In het schijnsel van de lantaarn zien we een rij Egyptische hiërogliefen en twee rijen Oudnoordse runen. En helemaal bovenaan: ankh, tyr en kruis.
We gaan in looppas terug naar de bron, halen het gereedschap en gaan weer naar de ruimte.
Om het ornament niet kapot te maken, beginnen we rechts onderaan te hakken in de muur. Eerst gebruiken we een moker. De steen is poreus. Als de moker er eindelijk dwars doorheen gaat, hakken we de eerste steen los. Als we twee stenen in de hoogte en twee in de breedte hebben losgehakt, hebben we een opening waar we ons doorheen kunnen persen.
9
Sprakeloos blijf ik staan.
De grafkamer heeft de vorm van een vijfhoek en het dakgewelf wordt door vijf zuilen gedragen. Midden in de ruimte staat een anderhalf meter hoge sokkel.
Op de sokkel rust een kist van steen.
De grafkamer! Ik ben nauwelijks in staat het te bevatten. We hebben de grafkamer gevonden!
'Wat geweldig!' zeg ik naar adem snakkend.
We blijven tegen de muur van het voorportaal staan. De lichtbundels van onze lantaarns gaan heen en weer in de duisternis van de grafkamer.
Zelfs de grafkamer heeft de vijfhoekige vorm die ontstaat binnen de kruisende lijnen van een pentagram. De zuilen staan precies op de vijf kruispunten.