'Namelijk?'
'Het zijn zusterorganisaties. En ongeveer even oud. Maar één overeenkomst is echt spannend: Bernard van Clairvaux!'
'Je bedoelt de heilige? Sint-Bernard? De Franse abt?'
'Met Pasen 1146 - hetzelfde jaar waarin het Lyse-klooster werd gesticht - gaf Bernard van Clairvaux het startsein voor de tweede kruistocht. De heilige Bernard was een van de machtigste mannen binnen de kerk. De stem van het geweten, noemden ze hem. Hij was wellicht de meest centrale persoon tijdens de opbouw van de cisterciënzerorde. Zonder hem hadden we hier waarschijnlijk niet gestaan.'
'En het verband?'
'Bernard was een neef van een van de grondleggers van de orde van de tempelridders en hij werd zelf een hoge beschermheer en kerkelijk verdediger van de tempelridders. Dankzij Bernard van Clairvaux werden de tempelridders tijdens het oecumenisch concilie in Troyes officieel door de kerk erkend. Precies die erkenning droeg bij aan de economische groei van de tempelridders en steun uit welvarende families in heel Europa. In 1139 kwam de orde direct onder pauselijk gezag door een verordening van paus Innocentius II in zijn bul Omne Datum Optimum. De priesters die reageerden op het feit dat christenen met een zwaard vochten, werden stevig op hun vingers getikt door Bernard van Clairvaux in zijn geschrift: De Laude Novae Militae, waarin hij de paradox "doden in naam van Jezus" verdedigde. Bernard stelde ook de regels van de tempelridders op.'
De geschiedenis zit vol onverklaarbare verbanden en overeenkomsten. Waarom werd het Lyse-klooster juist hier gesticht, in deze uithoek van de civilisatie, en door monniken die banden hadden met de tempelridders? Is het ook 'toeval' dat het Vaerne-klooster in Ostfold in 1190 werd overgedragen van koning Sverre aan de johannieterorde - die wij kennen als de Maltezerorde?
Ik kijk uit over de kloosterruïne. De wind van zee rukt aan de sparrenbomen.
Ligt Olav de Heilige hier begraven, ergens in het Lyse-klooster, dankzij de loyale Noorse aanhangers die met hulp van de cisterciënzerorde en de tempelridders de overblijfselen van de christelijke koning redden? Werden de originele kisten van Olav uit de Nidaros-dom gehaald nog voor de grote veranderingen in het midden van de twaalfde eeuw? Was het een kopie van de Olavs-schrijn die de Denen in de zestiende eeuw hebben vernield?
Ik laat mijn blik over de ruïnes glijden. In een boom zit een havik geluidloos in de wind op en neer te wippen.
2
Die avond, nadat ik Øyvind op de hoogte heb gebracht van alles wat ik weet over de Snorri-codex en de sporen die naar het Lyse-klooster leiden, vertel ik hem over Hassan en zijn mannen. Het enige wat hij vraagt is of ik weet voor wie ze werken.
Hij heeft me onderdak aangeboden in een schaars ingericht appartement dat hoort bij het huis waar hij is opgegroeid. Het ligt niet ver van het Lyse-klooster. We zitten er de hele avond en bestuderen de tekst van Snorri en de boeken die Øyvind heeft meegenomen over het klooster.
'In de tekst wordt er verwezen naar het salomonszegel,' zeg ik en ik spreid een kaart uit, 'een pentagram dus.'
'Het is moeilijk om hier een pentagram uit te halen, Bjørn.'
'Het woord "obelisk", dat samen met het salomonszegel voorkomt, kan een herkenningspunt in het terrein zijn.'
Øyvind kijkt me verbaasd aan. 'Wat zeg je? Er zijn in dit gebied zelfs twee menhirs. Twee stenen waarvan de historici nooit de bedoeling hebben begrepen.'
Op de kaart markeert hij een punt dat een paar honderd meter ten zuidwesten van het Lyse-klooster ligt en een punt ten noordoosten ervan.
'Als dit twee punten van een pentagram zijn,' zeg ik en ik teken een cirkel die de twee punten snijdt, 'dan zullen de drie andere obelisken ongeveer hier, hier en hier moeten zijn.' Ik prik in de kaart.
De volgende ochtend staan we op bij zonsopgang en rijden we naar de parkeerplaats bij het klooster. Ik heb groene rubberlaarzen geleend van Øyvind en samen betreden we het woeste terrein zonder paden maar met heuvels die met gras gegroeid zijn, steile hellingen en bos.
Na een half uur zoeken vinden we de eerste obelisk, waar het terrein aan de rand van het bos dicht begroeid is met struikgewas. De steen is grof uitgehakt en ongeveer een halve meter hoog.
'De lokale historici hebben nooit een verband gezien tussen de obelisken onderling en het klooster', zegt Øyvind.
We ploeteren verder door het bos, over heuvels en door een beek. Onze laarzen soppen in de natte humuslaag. Als we bij het punt zijn gekomen waar het volgende merkteken kan zijn, gaan we langzamer lopen en beginnen we met een paar meter tussen ons in het terrein verkennen. Stap voor stap onderzoeken we het gebied. Wanneer we echt te ver zijn, maken we de cirkel groter en lopen we langzaam terug. Daarna draaien we ons nog een keer om, gaan weer een paar meter uit elkaar lopen en beginnen opnieuw.
Door louter toeval ontdek ik de obelisk. Ik moet mijn bril even afdoen omdat hij beslaat en terwijl ik hem met mijn overhemd droogwrijf, zie ik vaag de contouren van een obelisk. Ik zet mijn bril weer op. De obelisk is weg. In de war gebracht kijk ik om me heen. Ik zie boomstammen, struikgewas, steenformaties met korstmossen, takken en sprokkelhout. Ik zet mijn bril af en weer zie ik de omtrekken van de obelisk. Deze keer fixeer ik mijn blik op de obelisk terwijl ik mijn bril opzet. Verbluft besef ik dat een van de rotspunten de obelisk is. De steenhouwers zijn uitgegaan van een natuurlijke obelisk in het landschap.