De Olavs-schrijn verdween uit de geschiedenis en dook op in mythes.
11
Voor ik mijn kamer verlaat, bel ik Ragnhild van de politie om te zeggen dat ik een paar dagen weg ben.
'Waar ga je heen?' vraagt ze.
'De lijn wordt vast afgeluisterd.'
'De politie moet weten waar je bent, Bjørn.'
'Dat wil Hassan ook graag.'
'Stuur me dan een sms.'
'We zullen zien.'
'Doe niets doms.'
Dat beloof ik. Met gekruiste vingers.
Als het me echt zou lukken het graf bij het Lyse-klooster te vinden, dan ben ik niet van plan de Oudheidkundige Dienst, de universiteit of de politie daarover in te lichten. In feite sta ik op het punt een misdrijf te begaan. De wet op het culturele erfgoed is behoorlijk streng. Maar ik heb noch het geduld, noch de tijd om de spelregels van de bureaucratie te volgen.
'Is er nog nieuws?' vraag ik.
'Hassan is met een paar van zijn mensen een dag na jou naar Oslo gekomen. Vanaf IJsland. Met vervalste paspoorten uiteraard. Ze zijn met de luchthaventrein naar het centrum gegaan. Daar verdwijnen alle sporen. Ze hebben geen hotel genomen.'
'Wie is er dan in mijn flat geweest als ze de dag na mij zijn aangekomen?'
'Ze moeten in Oslo een eigen eenheid hebben.'
'Kunnen ze op een privé-adres zitten?'
'Waarschijnlijk wel. Misschien bij contacten uit Saoedi-Arabië of Irak.'
'Hebben jullie huiszoeking bij hen gedaan?'
'Er wonen rond de twintigduizend Irakezen in Noorwegen, Bjørn, en zo'n honderd Saoedi's.'
Ik laat mijn mobiele telefoon in mijn kamer liggen. Ik sluit niet uit dat Hassan, net als de politie, over een programma beschikt dat kan opsporen waar de telefoon is.
De grafkamer
1
In het licht van de avondzon lijkt het alsof de kloosterruïne is bevroren in de tijd.
De sierlijke booggang, die wordt gedragen door een rij dubbele zuilen, werpt lange avondschaduwen. Boven op de arcades en de vervallen restanten van de stenen muren en façades golft een dikke laag gras en mos.
'Mooi, hè?' zegt Øyvind Skogstad.
'Een pareltje', zeg ik gehoorzaam.
Øyvind staat met zijn armen over elkaar naar de ruïnes te kijken met een uitdrukking op zijn gezicht alsof hij een doe-het-zelver is die zijn eerste fundament heeft gemetseld. Hij heeft een onderzoeksbeurs om de cultuurhistorische verzameling van het Bergens museum te bestuderen en ik ken hem van een congres in 2003 over kerkkunst en iconografie. Øyvind is in Os opgegroeid en bracht als kind iedere zomer door bij het Lyse-klooster. Hij denkt dat de ruïnes zijn interesse voor geschiedenis en archeologie hebben gewekt.
Toen ik hem op het station vanuit een telefooncel belde om te vertellen dat ik in Bergen was en zijn hulp nodig had bij het Lyse-klooster, leek het alsof ik een tienjarige een gratis kaartje voor Tivoli aanbood.
'Het Lyse-klooster kent vele mysteries', zegt hij met een duidelijk Bergens accent. Øyvind heeft een hang naar plechtstatigheid. Tegen het zonlicht in kijkt hij me verwachtingsvol en opgewonden aan. Ik heb hem beloofd te vertellen waarom ik hier ben. Maar nu nog niet.
Hoge, donkere sparrenbomen steken zich majestueus af tegen de lucht.
'Vertel me over het klooster', vraag ik hem. Het is een beleefd verzoek om een voordracht die toch zou komen of ik er nu om gevraagd had of niet.
'Graag!' Hij gaat staan als een gids die wordt omringd door nieuwsgierige toeristen. 'In opdracht van bisschop Sigurd van Selja werd in 1146 het Lyse-klooster gesticht door monniken van het klooster Fountains Abbey uit Engeland. Het klooster werd gewijd aan de maagd Maria', doceert hij en hij zet zijn ronde, beslagen bril recht.
'Waarom hier, midden in het donkere bos?'
'Kijk om je heen, man! De monniken van de cisterciënzerorde wensten rust, contemplatie en stilte. Ze streefden naar het esthetische, het methodische en het praktische. Ze wilden gewassen verbouwen en dankzij de bron zouden ze zelf over water beschikken. De ligging was perfect.'
'Je zei iets over mysteries?'
'Bjørn, wat weet je over de tempelridders?'
'Een heleboel', moet ik toegeven. Mensen die zich bezighouden met tempelridders en meer van dat soort zaken, hebben een aangeboren aanleg voor nerdgedrag en fanatieke bezetenheid. 'De tempelridders vormden een middeleeuwse, christelijke militaire orde die door de kruisvaarders in 1119 werd gesticht - ruim twintig jaar na de stichting van de cisterciënzerorde in 1098 - om de Europese pelgrims te beschermen die op weg waren naar Jeruzalem. De koning van Jeruzalem gaf de ridders toestemming om hun hoofdkwartier te vestigen op de Tempelberg, boven de ruïnes van Salomo's tempel. De tempelridders legden de basis voor wat later zou uitgroeien tot het bankwezen. De orde werd zo rijk dat de ridders door de Franse koning werden vermoord.'
'Op vrijdag de dertiende.'
'In 1307', zeg ik om te laten zien dat ik het allemaal volg.
'Er wordt gespeculeerd dat de ridders waakten over een historische schat. Bijvoorbeeld Jezus' lichaam of de heilige graal. Of heel simpel - kennis. Wist je dat er verbanden bestaan tussen de tempelridders en de cisterciënzerorde?'