Het object was een van de leidinggevende officieren toen Halabja werd aangevallen waar rond de vijfduizend mensen stierven als gevolg van chemische aanvallen.
Volgens de CIA was het object een centrale officier in al-Anfal.
MI5 neemt aan dat hij als officier in de Republikeinse Garde persoonlijk tussen de drie- en vierduizend mensen heeft geliquideerd.
Vanaf 2003 heeft het object in zijn bestaan voorzien door als 'vrijgevestigd militair consulent' te werken. Feitelijk betekent het dat hij ervan wordt verdacht als huursoldaat/huurmoordenaar te opereren.
Volgens de Franse inlichtingendienst, La Direction Générale de la Sécurité Extérieure, werkt het object sinds 2006 exclusief voor een ongeïdentificeerde opdrachtgever in Saoedi-Arabië.
De Israëlische inlichtingendienst Ha-Mosad le-Modi'in u-le-Tafkidim Meyuhadim (Mossad) is het ondanks herhaalde infiltratiepogingen niet gelukt de identiteit van de opdrachtgever bevestigd te krijgen. Men vermoedt dat het sjeik Ibrahim al-Jamil ibn Zakiyy ibn Abdulaziz al-Filastini is.
'Nu weten we in elk geval wie hij is', zeg ik.
Dat doe ik altijd: mijn angst verpakken onder een vernisje van zogenaamde onverschilligheid. De inlichtingen maken me doodsbang, maar ik ben niet van plan om op te geven. Integendeel, er groeit een koppige drang in me om hen te overwinnen. De onoverwinnelijken te overwinnen. Een beul met de naam Hassan te overwinnen. Ik ben koppig tot het uiterste. Een man met verstand zou zich nu overgeven. Maar ik? Nee hoor. Diep in me huist een gebocheld mannetje dat zo ongelooflijk bezeten is om antwoorden te vinden dat hij bereid is een ander van zijn uurwerk te beroven om het raadsel van de tijd op te lossen. Ik ben, voorzover mogelijk, nog nieuwsgieriger en koppiger dan ik bang ben. Nu opgeven zou een belediging van sira Magnus' nagedachtenis betekenen.
Ragnhilds blik lijkt op die van mama, zoals ik me die herinner uit mijn kindertijd. 'Mijn beste Bjørn, wees voorzichtig', zegt ze.
De politie geeft me een alarmsysteem.
De komende dagen zal ik mijn persoonlijke lijfwacht krijgen, een politieman met een knopje in zijn oor, een zonnebril op en een waakzame blik voor mannen in bosjes.
Bovendien krijg ik mijn pc terug. De programma's die Hassan en zijn mannen op de een of andere manier hebben geïnstalleerd, zijn op dezelfde onbegrijpelijke manier verdwenen of onzichtbaar geworden in andere programma's. Het enige wat ze bij de politie gevonden hebben is een dialer met een verbinding naar een Caribische proxyserver, die weer communiceert met een server in Aboe Dhabi.
8
Op de universiteit ruil ik van kantoor met een vakantievierende collega. De lijfwacht zit op een stoel in de gang VG te lezen en verveelt zich terwijl hij wacht op een herrijzenis uit de Republikeinse Garde.
Zelf bel ik Thrainn in IJsland.
Ik hoor aan zijn stem dat iets hem dwarszit. Hij zoekt naar woorden die hem niet in een al te kwaad daglicht zullen stellen als hij zegt dat hij het gevoel heeft dat hij in de gaten wordt gehouden. Iemand volgt hem, bladert in zijn papieren wanneer hij boodschappen doet, doorzoekt zijn huis als hij niet thuis is.
Hij zegt het met een lachje alsof hij bang is wat ik zal denken van hem.
Ik vertel hem over Hassan. Over de politieman die buiten zit en op me past. Over alles wat er is gebeurd sinds ik terug ben in Noorwegen. En ik vraag hem de politie te bellen en uit te leggen hoe serieus dit is.
'Ze zitten achter ons aan, 'Thrainn', zeg ik.
Het klinkt alsof hij probeert een heel ei door te slikken. 'Tegen beter weten in hoopte ik dat ik het me inbeeldde.'
'Zijn de Thingvellir-rollen veilig?'
'Ja, we hebben ze naar-'
'Stop. Niet zeggen.'
'Maar... '
'De telefoon kan worden afgeluisterd.' Hij zwijgt een hele tijd.
Ten slotte spreken we af dat ik hem met een andere telefoon op een lijn van een van zijn collega's zal bellen.
Op de veilige lijn vertelt Thrainn dat wetenschappers van het Arni Magnússon-instituut de Thingvellir-rollen hebben meegenomen naar een laboratorium in verband met een handschrifttentoonstelling in het cultuurhuis in Reykjavik-centrum, waar ze doen alsof ze een vijftiende-eeuws folio van het Flatey-boek prepareren, de Codex Flatöiensis.
Bovendien, verklapt Thrainn met een stem die siddert van tevredenheid, heeft hij een dekoperatie in gang gezet. Vier hoofdvakstudenten, onderworpen aan overdreven geheimhouding, werken in het hoofdlaboratorium van het Arni Magnússon-instituut aan een achttiende-eeuwse kopie van Heimskringla. De schurken zouden heel goed kunnen geloven dat ze de Thingvellir-rollen analyseren.
'Hebben jouw onderzoekers al iets ontdekt?' vraag ik. 'Het lijkt of het om een bijbeltekst gaat.'
'Wat bedoel je met "lijkt"?'
'Nou.' Hij wacht even. 'De taal in de ene kolom is Koptisch. De andere kolom is geschreven in een oude vorm Hebreeuws, dat klassiek of bijbels Hebreeuws wordt genoemd. De vertaling naar het Koptisch volgt precies de originele Hebreeuwse tekst. De Hebreeuwse Bijbel Tenach en het Oude Testament werden in klassiek Hebreeuws geschreven en dat verschilt niet dramatisch van modern-Hebreeuws. De grammatica is wat anders en de spreekstijl is archaïscher.'