Hij draagt geen wapen. Hij is zo groot dat hij niet aan zoiets onnozels als een wapen hoeft te denken. Hij is eraan gewend de dingen ook zo voor elkaar te krijgen. Door zijn grootte lijkt hij onoverwinnelijk en onkwetsbaar.
Dat is hij niet.
4
Eerst begrijp ik niet waar het schot vandaan komt. De knal is luid en helder en wordt door de betonnen muren weerkaatst. Beatriz en ik schrikken.
Hassans gezicht krijgt een verbijsterde, verwrongen uitdrukking. Op zijn witte overhemd en zijn grijsblauwe colbert wordt een rode roos steeds groter.
Hij rochelt. Roze schuim verschijnt in zijn mondhoek.
Met een zware klap valt hij op de vloer van het bestelbusje. Het klapstoeltje slaat tegen de wand.
De Conservator haalt zijn hand uit zijn zak. Hij heeft het pistool vast dat Beatriz hem had gegeven. Er zit een smeulend, zwartgeblakerd gat in zijn jas.
'Ik moest wel', zegt hij.
We zetten de kist op de garagevloer en proberen Hassan uit de auto te trekken. Maar hij is te zwaar. Hoewel we alle drie trekken en duwen, komt hij niet van zijn plaats.
'We hebben hier geen tijd voor!' zegt Beatriz.
Dus laten we hem liggen.
'Ik had geen keus', zegt de Conservator. Dan voegt hij daar dwingend aan toe: 'Toch? Ik had geen keus!'
'Je had geen keus', antwoordden Beatriz en ik in koor.
We tillen de kist in de bus en schuiven hem op zijn plaats in de houten kist voordat we er houtwol en bolletjesplastic omheen duwen.
Ik kijk overal naar behalve naar Hassan. Maar hij is zo groot dat het moeilijk is om hem te negeren.
'Ik had geen keus', mompelt de Conservator.
De vlucht
1
Beatriz stapt uit de laadruimte, rent om de auto heen en neemt plaats achter het stuur. De Conservator en ik moeten over Hassan heen klauteren om bij de klapstoeltjes te komen. Ik krijg bloed op mijn knie.
Met een afstandsbediening opent Beatriz de garagedeur en ze rijdt snel tussen de geparkeerde auto's en betonnen zuilen door. Een losliggend afwateringsrooster rammelt als we eroverheen rijden. Nu pas denk ik eraan dat ik mijn ene kruk ben vergeten.
Tja.
De banden piepen bij iedere bocht over de garagevloer. Ze moet even remmen voordat ze de steile, gerilde uitrit kan oprijden. We komen op een leeg plein en rijden over een grindweg door het park.
'Een halve minuut achter op schema', zegt de Conservator.
Beatriz geeft nog meer gas. Grind en kiezeltjes tikken tegen bodem van de auto.
'Vreemd', zegt Beatriz.
'Wat?' vraagt de Conservator.
'Als Hassan in de gaten had wat we uitspookten, moet Esteban dat ook weten. Waar is hij? Waarom houdt hij ons niet tegen?'
Dit deel van het park wordt niet verlicht door schijnwerpers. Wolken insecten lichten op in de lichtbundels van de auto. Beatriz rijdt als een bezetene. Donkere boomstammen razen als een zwarte muur aan de autoruit voorbij. Een beestje - een konijn of een eekhoorn - zit op de weg en verstijft in de dodelijke omarming van de koplampen. Eén seconde voor we het platrijden, stuift het de struiken in.
Beatriz houdt het stuur zo stevig vast dat haar knokkels wit worden.
Tussen de bomen kunnen we de straatlantaarns rond het parkeerterrein bij de westelijke uitgang en het wachthuisje zien. De Conservator en ik doen de gordijnen tussen de laadruimte en de bestuurderscabine dicht.
Beatriz remt en draait het raampje naar beneden. De bewaker vraagt lachend iets. Ik hoor het woord 'Coca-Cola'. Beatriz geeft antwoord. De bewaker lacht weer. Ze spreken Spaans, dus ik versta niet wat ze zeggen. De dubbele poort piept en kraakt als hij door een motor wordt opengeduwd. Beatriz zegt nog iets en lacht.
'Si, si,' grinnikt de bewaker.
'Bueno, Carlos', zegt Beatriz. 'Buenos noches.'
Op dat moment gaat het generaal-alarm af.
Die benaming is zeer toepasselijk. Door het lawaai en alles wat ermee samenhangt, zou je heel goed kunnen denken dat de Derde Wereldoorlog is uitgebroken. Een sirene die klinkt als een kruising tussen een luchtalarm en een hoorn op een supertanker, gaat met zo'n volume tekeer dat alle inwoners van de Dominicaanse Republiek, Haïti, Puerto Rico, Jamaica en Zuidoost-Cuba rechtop in hun bed moeten zitten.
Door de achterruit zie ik het Miércolespaleis en het park baden in het licht. Het lijkt wel of ik naar een hotelcomplex in Dubai kijk. De poort komt met een schok tot stilstand. Dan gaat hij weer automatisch dicht.
Beatriz trapt het gas in. De bestelbus schiet naar voren en komt klem te zitten in de poort, die langs de carrosserie schuurt.
De bewaker bonst opgewonden op de achterklep. 'Stop! Que pasa? Stop!'
Onder het gekrijs van scheurend metaal laat de poort los.
We zijn buiten.
2
De westelijke ingang, die vanaf de avenue licht omhoog loopt naar het wachthuisje, heeft aan weerszijden lage muurtjes waar langs mimosa tegen de smeedijzeren hekken groeit. In een razend tempo rijden we naar de hoofdweg beneden. Beatriz let niet op de andere auto's. Als een pijl uit een boog schiet ze de avenue op. Een gitzwarte Mercedes moet boven op de rem staan en komt schuin op de weg terecht. De chauffeur toetert als een gek.