'Ja, ja, ik ben naar zondagsschool geweest.'
'In de tijd van de Bijbel deelde een enorme vulkaanuitbarsting het Griekse eiland Santorini in tweeën. Het hele Middellandse Zeegebied werd getroffen door tsunami's. Vulkanische as werd de stratosfeer in gespoten en verduisterde de zon. De levensgevaarlijke asregens veroorzaakten een klimatologische ramp. Duizenden mensen en dieren stierven. De Nijl werd vergiftigd. De vissen gingen dood. Het ecosysteem raakte uit balans. De insectenlarven konden zich ontwikkelen zonder dat ze vissenvoer werden. Toen de larven zich verpopten leidden de insectenzwermen tot uitstekende groeiomstandigheden van de kikkers. Begrijp je? Alles hangt samen.'
'Hoe zit het met de exodus?'
'Een historisch wonder. Het enige wat we weten over de vlucht van de Israëlieten uit Egypte komt uit het boek Exodus, ofwel het tweede boek van Mozes. Als je uitgaat van historische gebeurtenissen waarvan het tijdvak archeologisch te bepalen valt, dan weten we dat de exodus enkele generaties na het regime van farao Thoetmosis m, die de basis heeft gelegd voor een nieuw en machtig Egypte, heeft plaatsgevonden. Het land stroomde over van rijkdom. Zijn achterkleinzoon, Amenhotep m, liet overal in Egypte prachtige bouwwerken verrijzen. In Thebe bouwde hij het Malkatapaleis. Noordelijker, in de Nijldelta, liet hij de vernielde stad Avaris herbouwen. De nieuwe stad kreeg de naam Pi-Ramesses - Pitom en Ramses - maar het gebied is beter bekend onder een andere naam: Gosen. In de boeken van Mozes staat dat de Israëlieten twee steden moesten bouwen voor de farao; dat waren Pitom en Ramses.* [* Exodus, tweede boek van Mozes 1:11] En hier komen de bijbelgeschiedenis en de archeologie bij elkaar: volgens het tweede boek van Mozes waren de Israëlitische slaven betrokken bij een gigantisch bouwproject. En archeologen hebben de bewijzen gevonden dat er buitenlandse slaven hebben gewerkt aan de bouw van Pi-Ramesses.'
'Dat betekent?'
'... dat Amenhotep III de farao uit de Bijbel was. Hij was de vader van Echnaton, die de vele Egyptische goden zou vervangen door één machtige god.'
'Hetzelfde project als bij Mozes.'
'Precies. En ik weet wie Mozes was.'
De beloften
1
Er klinken zware voetstappen op de gang. We houden beiden onze adem in.
We horen de sleutel omdraaien in het protesterende slot. De deur gaat met een explosie van licht open. De Conservator en ik worden verblind. We beschermen onze ogen tegen de messcherpe stralen van de zaklantaarn.
Als ik eindelijk aan het licht ben gewend, kan ik de cel pas echt bekijken. Hij is niet groot. Vier bij vijf meter, hooguit. De Conservator zit in de ene hoek. De muren bestaan uit reusachtige blokken graniet. De vloer bestaat uit ongelijk uitgehakte tegels die uitgesleten zijn door de slepende voeten van de gevangenen. Het plafond is gewelfd, 'Jij!'
Een van de bewakers wijst naar mij.
Ik grijp mijn krukken. De Conservator is rechtop gaan staan om mee te lopen, maar ze duwen hem weer naar binnen en smijten de deur dicht. Ik hoor hoe hij met beide vuisten op de deur beukt. Het klinkt als een onwerkelijk gehamer in de verte.
De bewakers laten me douchen en van de wc gebruikmaken. Maar de stank van de cel is in mijn vuile, vochtige kleren getrokken.
2
Ze zitten aan een rococotafel van pas gewreven mahoniehout op me te wachten. Esteban draagt een exclusief kostuum. Beatriz heeft een lief, strak zomerjurkje aan.
'Buenos dias', zegt Esteban. 'Goed geslapen?'
Ik geef geen antwoord.
Beatriz kijkt me nietszeggend aan.
'Het zou allemaal zo veel simpeler zijn als je ons gewoon vertelde waar je de Thingvellir-rollen hebt verstopt.' Zijn stem is koud. Ik kan net zo goed zwijgen.
'Is ze niet prachtig?' Het puntje van Estebans tong wordt zichtbaar. Hij lacht schelms en streelt haar over haar blote arm. 'Een snoepje, wat jij? Het bewijs dat God de vrouw heeft geschapen! Je had haar moeten zien toen ze jong was! O la la!' Beatriz vertrekt geen spier. 'We hebben een vraag', zegt Esteban. 'En als ik daar antwoord op geef?'
'Dan houden we op met je te plagen.'
'Laten jullie me dan gaan?'
'Uiteraard.'
'De Conservator ook?'
'Vanzelfsprekend.'
'En als ik geen antwoord geef?'
'Jij geeft antwoord! Je bent niet dom. Je krijgt genoeg tijd om verstandig te worden', zegt Beatriz.
'Tijd?'
'Tijd om na te denken. In de kelder. Met de Conservator.'
'Dus wat vind jij dat ik moet doen, Beatriz?'
'Ik vind dat je moet doen wat Esteban zegt.'
'Ik zal erover nadenken.'
De kroonprins
1
Na het verhoor word ik teruggebracht naar de cel. Ik heb twee broodjes, twee appels en twee flessen water meegekregen. De stank slaat me tegemoet.
De bewakers duwen me naar binnen en leveren me uit aan het donker en de geschiedenislessen van de Conservator.
'Hoe ging het?'
'Beatriz was er ook bij.'
'Juist ja.'
'Hoorde je wat ik zei?'
'Ja, en?'