Home>>read De Hoeders Van Het Verbond free online

De Hoeders Van Het Verbond(121)

By:Tom Egeland


Beatriz trekt me mee naar een kastgedeelte waar ze een la openschuift. Op een kussen van zijde liggen twee gouden munten. 'Deze munten worden toegeschreven aan Nicolaas van Myra of Sint-Nicolaas. Tegenwoordig kennen we hem als Sinterklaas. Hij redde in het geheim een man en zijn drie dochters van de armoede en prostitutie door buideltjes met gouden munten door het raam en de schoorsteen te gooien.'

Uit een vergulde vitrine pakt ze een gouden schrijn met een kwetsbaar document dat tussen twee glazen platen zit geklemd.

'Dit is het vonnis dat Pontius Pilatus uitvaardigde tegen Jezus Christus.'

'Hoe hebben jullie daar allemaal de hand op weten te leggen?'

'We hebben altijd op goede voet gestaan met het Vaticaan. Verschillende pausen, kardinalen en bisschoppen hebben ons ingeschakeld voor verschillende doelen. Als de theologische debatten op hun hevigst waren, was het nuttig voor hen om documenten te verwijderen waarvan ze niet wilden dat hun tegenstanders ze gebruikten. Het Miércolespaleis is veiliger dan het eigen archief van het Vaticaan. Trouweloze archivarissen en kardinalen zijn altijd een risico geweest voor het Vaticaan. Ons hebben ze altijd kunnen vertrouwen.'

'Volkomen onbegrijpelijk, Beatriz, volkomen onbegrijpelijk!'

'Niet alles komt van het Vaticaan. We hebben ook manuscripten, brieven, boeken, codices en perkamenten op de reguliere en illegale markten gekocht. We hebben opgravingen gefinancierd. We hebben archeologen, ontdekkingsreizigers en avonturiers omgekocht. Door deze schatten in bewaring te houden, hebben we op zijn minst verhinderd dat ze verloren gingen.'

'Of ze nu stof liggen te vergaren achter de gesloten deuren van het Miércolespaleis of bij sjeik Ibrahim in de Emiraten, dat maakt voor de wetenschappers en het publiek niet veel uit.'

'De sjeik heeft meerdere malen geschriften vlak voor onze neus weggekaapt. Hoewel hij hetzelfde over ons zal zeggen. Loop even mee, hier zit iemand van wie ik wil dat je hem ontmoet.'



3

Hij ziet er zo slungelig, mager en bleek uit dat hij bijna onzichtbaar wordt bij tegenlicht. Zijn huid is net zo wit als de mijne. Misschien dat ik daarom enige verwantschap met hem voel. Door het piekerige haar zie ik een landkaart van levervlekken op zijn hoofdhuid. Zijn neus is spits en krom en zit vol haren. Zijn blik is naar binnen gekeerd, naar een wereld die alleen is voorbehouden aan hem zelf.

Zijn slaapkamer doet tevens dienst als studeerkamer. Als we aankloppen, zit hij met zijn kopje thee bij een bureau dat bezaaid is met boeken en documenten.

'Dit is de Conservator', zegt Beatriz. 'Zo noemen we hem. De Conservator.'

Hij steekt een benige hand uit. Het lijkt wel of ik de hand van een skelet schud.

Beatriz legt teder haar handen op zijn magere schouders. 'We zijn oude vrienden. Ik ken hem mijn hele leven al. Hij was mijn eerste oppas. Hij werd mijn vriend, mijn mentor. Hij woont en werkt sinds 1942, toen hij uit Warschau vluchtte, in het Miércolespaleis.'

'... als jongen, moet je weten, als jongen.'

'... en via Kopenhagen, Boston en Havanna is hij hier terecht gekomen. Mijn vader heeft zich in een van zijn zeldzame buien van medemenselijkheid over hem ontfermd. De Conservator heeft mijn interesse voor geschiedenis en theologie gewekt. En voor alles wat er verborgen zit in oude geschriften.'

'Ik heb begrepen dat je onze passie voor schatten uit het verleden deelt', zegt de Conservator. Zijn stem is zacht, een fluistering, als het spel van de wind door de bladzijden van een vergeten boek op een bank in het park. Als onze blikken elkaar kruisen, lijkt het alsof hij een deur naar zijn ziel opent: in een hallucinerend moment kijk ik in een oneindige gang met boeken, die bedekt zijn met een eeuwenoude laag stof. Dan verdwijnt de illusie weer en ik zie vele gesprongen adertjes in zijn vochtige ogen.

Hij schudt met zijn hoofd. 'Beatriz is een geweldige vrouw, nietwaar? Wees blij met haar vriendschap en aandacht.'

Ik weet niet precies wat ik daarop moet antwoorden. Achter zijn enthousiasme proef ik de milde ironie van iemand die me uitprobeert.

'Toen ik in het buitenland woonde,' zegt Beatriz, 'werd ik via brieven en telefoontjes van de Conservator op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in het paleis. Als ik thuiskwam verheugde ik me er altijd op om hem weer te zien.'

De Conservator staart naar de print die Beatriz in haar hand houdt. Ze knikt onmerkbaar. Hij bijt op zijn onderlip. Ze geeft hem de uitdraai. Met trillende handen pakt hij de stapel aan. In zijn borstzak vindt hij zijn leesbril. Ademloos kijkt hij naar het papier. Zijn blikken glijden over de regels. 'Eindelijk', fluistert hij meerdere keren. Hij kijkt op naar Beatriz. 'Hij is het!'

'Dat zei ik toch.'

'Ik durfde het niet te geloven. Maar hij is het!'



4

De Conservator heeft drie glazen sherry ingeschonken. Beatriz en ik zijn op zijn bed gaan zitten. Zelf zit hij op een hoge stoel bij zijn bureau.

'De Vikingkoning Olav wist niet wat hij had meegeroofd', zegt de Conservator. De sherry heeft een vochtige schaduw achtergelaten op zijn bovenlip. 'Hij was meer geïnteresseerd in de gouden schrijn waarin de geschriften lagen.'