'En de mummie?'
'Een trieste geschiedenis. Die is ergens aan het eind van de zeventiende eeuw zomaar verdwenen. Hij lijkt gewoon opgelost. Op dat moment was niemand loyaal aan Asim of zijn voorvaderen. Ze leefden een goed leven hier in het paleis.'
'Loste de mummie op?'
'Er zitten een paar beenfragmenten en stofresten van de mummie in een kruik. Dat is het enige.'
Door de teleurstelling springen er tranen in mijn ogen.
'Waarschijnlijk werden al die klimatologische wisselingen hem te veel. Van de droge hitte in Egypte naar de vochtige kou in Noorwegen. De zee. Het zoute water. Het vervoer. Dat heeft hij gewoon niet kunnen verdragen.'
'En de geschriften van papyrus dan?'
'Sommige ervan zijn nog steeds in ons bezit. Een paar zijn cadeau gedaan aan het Vaticaan. De overige liggen hier in onze bibliotheek. Maar die zijn niet zo bijzonder. Ze zijn vooral interessant voor wetenschappers en specialisten. Fragmenten van bijbelse kopieën uit de vijfde tot en met de zevende eeuw, levens verhalen uit Egypte, lofzangen. Dergelijke dingen.'
Hij wacht even. 'Bjørn, Asims kopie van Thingvellir ... Ik vraag het nog een keer.' Hij kijkt me aan. 'Wil je me het IJslandse manuscript geven?'
Ik zwijg.
'Het hoort hier thuis. In het paleis. Samen met al die andere.'
'Het is niet eens in mijn bezit.'
'Wie heeft het?'
'Het manuscript is een historisch artefact', zeg ik ontwijkend. 'Het is strafbaar om het weg te geven.'
'Het manuscript ...' begint hij, maar hij bedenkt zich. 'Kun je me niet vertrouwen? Wil je niet meewerken aan het uitvoeren van het project van Asim?'
'Het project van Asim was het beschermen van de mummie. En die is er niet meer.'
'Fysiek misschien niet.'
'De hoeders hebben gefaald. Ze hebben gefaald met het uitvoeren van hun opdracht.'
Hij zwijgt. 'Je weet dat je een van ons kunt worden', zegt hij na een poosje. 'Een hoeder! Je telt voor twee! Asim en koning Olav hebben mannen zoals jij om zich heen verzameld. Vasthoudend. Niet bang. Bezig met grote visies.'
'Bestaat hij nog steeds? Probeer je me dat te vertellen? Bestaat de orde van hoeders nog steeds?'
Zijn blik is naar binnen gekeerd, naar alles wat er ooit was.
'Nu beschermen we alleen de herinneringen en de schaduwen van het verleden.'
Beatriz
1
Twee bedienden in livrei kloppen op de deur als de grote klok in de hal, die de dag van het laatste oordeel lijkt aan te kondigen, acht uur slaat. Met langzame passen escorteren de pinguïns me door het Miércolespaleis, waarbij elke hinkende stap met krukken er een terug in de tijd lijkt.
In de eetzaal wachten Esteban Rodriquez en zijn familie onder een kroonluchter die van een afstand makkelijk het noorderlicht zou kunnen voorstellen. Estebans vrouw, Sophia, drukt mijn hand met een lach op haar gezicht die haar ogen niet bereikt. Ze is een donkerharige schoonheid, die je doet denken aan een opperpriesteres van de Inca's voordat ze het hart van haar slachtoffer uitrukt. Knappe chirurgen hebben haar gezicht en lichaam opgesloten in een verleden waarvan ze nooit afscheid wil nemen. De zoon, Javier, is een zongebruinde playboy met glinsterende ogen, een lach met parelwitte tanden en een fantastisch lichaam. Een deel van het jaar woont hij in Bel Air en Saint-Tropez, en hij straalt alsof hij net thuisgekomen is van een geslaagd feest met plenty gratis cocaïne en dames. Graciela heeft de afstandelijkheid en schoonheid van haar moeder geërfd. Ze is van mijn leeftijd, maar net als haar moeder ziet ze er veel jonger uit dan ze is. Haar handdruk is slap en ze trekt haar hand weer snel naar zich toe, alsof het akelig is om me aan te raken.
Daarna begroet ik de zus van Esteban.
Beatriz is eind vijftig, maar haar blik heeft de vurige glans die sterke, slimme, volwassen vrouwen met een jonge ziel kenmerkt. Het warrige lichtbruine haar krult en hangt tot ver over haar schouders. In haar neusvleugel schittert een piepkleine piercing. Een diamantje. Ze heeft de houding en het figuur van iemand die uren pijn lijdt in een fitnessstudio. Met een stevige handruk en een heldere blik begroet ze me.
'Dus jij bent de man die The Shrine of Sacred Secrets heeft gevonden.'
Haar stem is warm en een beetje hees, alsof ze nodig naar bed moet, liefst in gezelschap.
Ik zie dat ze mijn gedachten heeft gelezen. Ik bloos en dan gaan we aan tafel zitten, die zo groot is dat het hele parlement had kunnen plaatsnemen.
Terwijl de bedienden in optocht aan komen lopen met schalen exotische hors d'oeuvres, praat Esteban over de geschiedenis van het Miércolespaleis en de hele verzameling Rodriquez-familieleden van staatsmannen en nietsnutten, ridders en zakkenrollers, maagden en nymfomanen, heiligen en zwarte schapen. Met regelmatige tussenpozen deelt hij kleine speldenprikjes uit aan Beatriz. Met indrukwekkende waardigheid en koude blikken verdraagt ze zijn gebrek aan tact. Sophia zegt geen woord. Ze zit verzonken in haar eigen sfeer van onverschilligheid. Javier vertelt over een feest waarop Mick Jagger champagne in het gezicht spuugde van een zakenman die zich al te opdringerig gedroeg tegenover de gastvrouw. Hij schatert het uit. Het Engels van Javier heeft een Spaans accent dat een vrouw de kleren van haar lijf doet scheuren. Zijn lach klatert als een wellustige waterval. Sophia en Graciela prikken wat in hun eten. Esteban vraagt Beatriz of ze al opschiet met haar proefschrift. Ze antwoordt ontwijkend en zoekt hulp bij Sophia, die wegkijkt en met mechanische kaakbewegingen ergens op kauwt. Javier vertelt een verhaal over George Michael in een schoenenwinkel op Fifth Avenue, maar zijn hikkende lach bederft de clou.