Home>>read De Hoeders Van Het Verbond free online

De Hoeders Van Het Verbond(102)

By:Tom Egeland


Ik was bij de groep die met koning Olav door de grote bossen naar het oosten vluchtte. Bij koning Anund van Zweden liet hij zijn vrouw en dochter achter. Toen zeilde en reisde hij verder, naar de grootvorst Jaroslav in Novgorod in het Gardarijk.

Knut werd door de edelen uitgeroepen tot koning van Noorwegen. Hikon Eiriksson werd zijn jarl. Olav was ontroostbaar. De grootvorst Jaroslav bood Olav aan koning van Bulgarije te worden. De koning bedankte voor de eer. Het enige wat hij wilde, was zijn eigen land, dat hij geërfd had, terugkrijgen. Noorwegen.

In de zomer van 1030 kreeg Olav het prettige bericht dat jarl Hakon was verdronken bij een schipbreuk. Noorwegen had geen bestuurder! Opgewonden ging Olav terug. Onderweg verzamelde hij een leger: een samengeraapt zooitje van gewapende soldaten van de Zweedse koning, dienstplichtige soldaten en wat vrijwilligers. Ook de halfbroer van Olav, Harald, sloot zich bij ons aan. We reisden door grote bossen, eindeloze vlaktes en over wijde wateren. Soms verspreidden we ons, op andere stukken reisden we samen. Onderweg kregen we te horen dat spionnen hadden gerapporteerd dat de oude koning op weg was naar huis. De boeren die loyaal waren aan koning Knut, hadden een enorm leger verzameld. Dat bestond hoofdzakelijk uit inwoners van Inntrondelag, maar ook uit edelen en machtige mannen uit Vestlandet en Noord-Noorwegen. Sommigen wilden Olavs brutale gedrag afstraffen. Anderen werden door koning Knut omgekocht.

*

Trots en overtuigd van de overwinning trok koning Olav door Verdalen in Noord-Trandelag. De julizon scheen toen we Stiklestad naderden. We waren met vijftienhonderd man. Hier en daar hing een luie wolk boven het landschap. De lucht was verzadigd van zaadpluizen en vogels. Op de akkers rustten boerenmensen op hun spades en rieken, terwijl ze ons met sombere blikken volgden. Kleine kinderen renden schreeuwend naar de weg waar ze ons angstig aan bleven staren. De koeien richtten hun lege blikken op ons en loeiden, varkens gilden, groepjes kippen fladderden op en kakelden verschrikt, honden blaften woest en trokken hun lip op.

Buiten Stiklestad kwamen onze soldaten bij elkaar. Olav had zijn leger in een hoefijzervorm opgesteld zodat we een goed overzicht hadden over de vijand die vanuit verschillende punten in aantocht was. Ten noorden van ons lag een moeras. In het zuiden stroomde een rivier en rechts van ons verhinderde een diep ravijn de vijand ons aan te vallen. Als ze ons wilden pakken, moesten ze tegen de vijftien meter hoge heuvel op waar Olav zijn troepen had verzameld.

Ik ging naar de koning en zei ontmoedigd dat het leger van de vijand wel drie keer zo groot was als het onze! De vriend van de koning, Dag Ringsson, was nog niet met zijn duizend man gearriveerd, terwijl we die zo hard nodig hadden. Olav lachte zelfverzekerd. We hebben God en de voorzienigheid aan onze kant, zei hij. Goed. Beneden ons op de vlakte verzamelden zich duizenden soldaten. Olavs spionnen meldden dat het om minstens vijfduizend man ging: boeren, edelen en volgelingen die zich tegen Olav hadden gekeerd. Ik klemde mijn hand om mijn zwaard. Zonder de brandende overtuiging en het zelfvertrouwen van de koning zag ik alleen maar overmacht.

Je bent een goede wapenbroeder en een trouwe vriend geweest, Bård, zei de koning. Ik zie hem nog voor me: hij droeg een maliënkolder en een helm en was bewapend met zwaard, bijl en een wit schild met daarop een christelijk kruis van goud. Ik zei: Dank, koning. En de koning zei: Herinner je je nog dat ik je in Karlsra vertelde over een man met vurige ogen die tegen me zei dat ik naar huis moest terugkeren om koning van Noorwegen te worden? Ja, zei ik, ik herinner het me. Toen fronste Olav zijn voorhoofd en zei: Toen ik onlangs met mijn hoofd in de schoot van Finn Arnesson lag te slapen, droomde ik over een trap die tot in de hemel voerde. En bij de poort van het paradijs wachtte dezelfde man met die vurige blik. De koning keek me vragend, aan. Ik vond dat de droom ook opgevat kon worden als een teken dat er iets ernstigs stond te gebeuren. Toen lachte de koning. Integendeel, Bård, zei hij. Het is een belofte!

Olav had zijn sterkste en moedigste mannen - maar ook bange skalden - in rijen opgesteld. Helemaal vooraan had hij stoere mannen en rovers gezet, die niet gewend waren oorlog te voeren, maar wel wild en bloeddorstig waren. Om hem heen stonden de Zweedse soldaten van koning Anund Jakob, de soldaten van grootvorst Jaroslav en het leger dat mee was gekomen met zijn vijftien jaar oude halfbroer Harald uit Oppland.

We stortten ons de heuvel af, recht op de wachtende boeren af. Onze strijdkreten weergalmden. Ik had het gevoel dat we zo de Ragnarok in draafden. Ik was niet bang om aan de zijde van mijn koning te strijden. Maar ik zag al snel dat we bij deze overmacht maar één ding konden doen: het onvermijdelijke, de dood van de koning, uitstellen.

Het gevecht was ruw en bloedig. We hadden zo'n vaart heuvelafwaarts dat we ons recht in de armen van het boerenleger stortten. Door onze aanval sloegen sommige mannen op de vlucht, andere gingen het gevecht aan. Sommigen vochten met speren, anderen sloegen met bijlen en zwaarden. Een hagelbui van pijlen floot door de lucht. Er werd met speren en stenen gegooid. Mannen brulden en schreeuwden: sommige uit razernij, andere van pijn en doodsangst. Het veld raakte doortrokken van het bloed. De doordringende stank van ingewanden dreef als een onzichtbare wolk over het slagveld. De groep rond de koning dunde uit. Ik vocht met een woede in me die ik niet meer had gekend sinds ik in mijn jeugdjaren met Olav als Viking rondtrok: het leek alsof alleen ik het leven van koning Olav kon redden. Moedig droeg Tor het vaandel van de koning verder het slagveld op. Toen Tor dodelijk gewond raakte, plantte hij het zo stevig in de grond dat het vanzelf bleef staan. Om hem heen spoot het bloed uit vele wonden. Er werd met bloedrode zwaarden en bijlen man tegen man gevochten. Een strijder uit Kviestad, Torgeir heette hij, viel de koning aan. Olav kliefde zijn hoofd tot voorbij zijn ogen in tweeën. Nu had zich een groep vijanden - Kalv Arnesson, een andere Kalv, een Olav en Tore Hund - rond de koning verzameld. Olav viel Tore Hund aan, maar zijn zwaard ketste af. De koning probeerde meerdere malen Tore te raken, maar het zwaard trof geen doel. Razend draaide de koning zich om naar Bjørn en gaf hem opdracht te slaan. Bjørn draaide zijn bijl om en sloeg Tore op zijn schouder met de kop van de bijl. Tore wankelde. Meteen daarna stak hij Bjørn met zijn speer. In de tussentijd viel Kalv Olav aan, toen hij zich naar hem omdraaide. Dit keer was het raak. De koning kreunde. Ik schreeuwde alsof ik zelf gewond was. Op hetzelfde moment stormde Torstein Knarresmed met een bijl op Olav af en sloeg hem in zijn dij, recht boven zijn linkerknie. De koning zocht steun tegen een steen en keek verlangend naar de blauwe lucht. Zijn vingers klemden zich om de gouden greep van zijn scherpe zwaard. Stil zei hij in zichzelf een gebed op. Zijn lippen bewogen bijna onmerkbaar. Zijn vergulde helm en maliënkolder glinsterden in de zon. Het bloed stroomde 'uit zijn dij. Hij drukte zijn hand stevig tegen de wond. Het bloed sijpelde tussen zijn vingers door. Ik brulde, terwijl ik vocht tegen een jongen die uit zijn schouder bloedde: Koning, vecht! Tore Hund, de oude vijand van de koning, stapte naar voren. Olav, riep hij bloeddorstig en hij hield zijn speer voor zich. Genadeloos stootte Tore Hund de speerpunt door de maliënkolder heen in de buik van de koning. De jongen en ik lieten onze zwaarden zakken. Mijn koning, fluisterde ik, maar ik werd overstemd door het lawaai van honderden, nee, duizenden, vechtende mannen.