Home>>read De Falende God free online

De Falende God(55)

By:Mike Jansen


‘Dat is een zekerheid,’ zei Grijs. ‘Nu ik erover nadenk: we zijn bij aanvang van de nacht de graftombe binnengegaan. Als ik het licht zie dat hier door de kieren valt dan is het gewoon midden op de dag buiten.’

‘En we zijn zeker niet de gehele nacht en ochtend in de tombe geweest,’ voegde Thoreld toe.

‘Het zou middernacht of iets daarna moeten zijn,’ beaamde Grijs. ‘Ik heb het gevoel dat er meer tijd voorbij is gegaan dan we denken.’

Thoreld keek naar boven en stapte langs Grijs omhoog. Hij zette zich schrap, tilde de deksteen een halve voet omhoog en schoof de steen opzij. Frisse lucht spoelde naar binnen, de geur van vers gras en lentebloemen en een warme bries dreven verlokkelijk langs de drie mannen. De jager stak zijn hoofd naar buiten en keek tegen de onderkant van een liggende monoliet en tegen een aantal immense keien aan die het gevaarte droegen. Hij trok zich omhoog en rolde tussen twee van de keien door tot hij in de open lucht stond. Hij snoof diep en knipperde met zijn ogen tegen de felle middagzon. Grim en Grijs voegden zich bij hem. Ten noorden van hen lag Ard Anurios in het zonlicht, maar de stad leek nog steeds in schaduwen gehuld. De heuvel waarop ze stonden was getooid met een grafmonument waaronder een gang naar de knekelvelden binnen de stad leidde, vele honderden voeten lang onder de grond. Andere heuvels hadden soortgelijke stenen monumenten.

‘Ten zuiden van ons, voorbij deze heuvels, begint de vlakte van Mearea,’ sprak Grijs. ‘Eigenlijk had ik daar niet willen komen, maar ons gedwongen verblijf in Ard Anurios dwingt ons nu ook nog verder zuidelijk te trekken, waardoor we vanzelf op de landen van de nomaden zullen komen. Ten westen en ten oosten van ons liggen heuvels, maar we zijn ingesloten door moerassen en we weten waar die naartoe leiden.’

‘Waarom wil je daar niet komen?’ vroeg Grim nieuwsgierig.

‘Zoals Thoreld zou zeggen: soms verwacht je ergens problemen,’ antwoordde de grijze huurmoordenaar.

Thoreld vouwde zijn armen voor zich. ‘Mijn problemen waren meestal van een licht frivole aard, dat kan ik me van jou niet voorstellen, vriend Grijs.’

Grijs kneep zijn ogen samen en tuurde zuidwaarts. ‘De laatste keer dat ik langs Ard Anurios kwam was ik eigenlijk op de vlucht voor de resultaten van een klus die ik in Stengholt moest uitvoeren. En aangezien de paarden van de nomaden niet de moerassen in kunnen, ben ik daar maar naartoe gevlucht.’

‘Hoe lang was dat geleden?’ vroeg Grim. ‘Lang genoeg dat ze je vergeten zijn?’

‘Laten we daar maar op hopen,’ zei Grijs. ‘Zullen we wat gaan lopen? Ik voel er veel voor afstand tussen ons en Ard Anurios te krijgen. Liefst veel afstand.’

Thoreld en Grim pakten hun rugzakken en volgden Grijs die er heuvelafwaarts flink de pas inzette. Dit deel van de vlakten was nog heuvelachtig, maar als snel werden de vlakke stukken land tussen de heuvels groter en uitgestrekter tot een immense vlakte zich rond hen heen uitspreidde. Bij een groep bomen naast een klein meertje hielden ze halt om te rusten.

‘Er is meer tijd voorbijgegaan dan ik gedacht had,’ zei Grijs toen de anderen zich op de nacht hadden voorbereid. ‘Daar in de zuidelijke hemel, de Stormkraai is boven de horizon gekomen en dat betekent dat de Lenteviering voorbij is.’

‘Onmogelijk,’ zei Grim, ‘dat is pas over tien dagen.’

‘Ik schat dat ons verblijf in de tombe van Torazan zo’n twaalf tot veertien dagen heeft geduurd. Ard Anurios heeft onze perceptie van tijd danig in de war gemaakt. Denk maar aan ons verlaten van de stad. Ik wachtte een uur op jullie bij de uitgang, maar jullie waren nog geen tien minuten onderweg.’ Grijs zuchtte diep. ‘Dat betekent dat onze vijanden hun balans weer hebben kunnen vinden. Wie weet wat ze inmiddels allemaal hebben voorbereid, welke vallen ze voor ons hebben gezet, wie er allemaal op de hoogte zijn gebracht.’ Hij schudde zijn hoofd.

De soldaten wilden wederom niets weten van een eerste wacht voor Grijs en met inmiddels enig vertrouwen viel Grijs in een droomloze, diepe, rustgevende slaap.

Thoreld nam de eerste wacht en gebruikte die nuttig door een rechte boomstam te bewerken tot een staf om zijn grote speerpunt op te kunnen bevestigen. Onder het werk zong hij een lied in een lang vergeten taal die in deze contreien al duizenden jaren voor de Banning niet meer gehoord was.





Deel 2





Ketens van Ambitie





De havens van Kamroth waren dag en nacht druk. Zeker nu de Straat van Sitka snel ijsvrij begon te worden door een sterke noordwestenwind die warme lucht van de oceaan aanvoerde. Na de stille wintertijd was nu de drukke lentetijd aangebroken. Handelaren en kooplieden maakten zich op hun waren op de eerste schepen richting Sitka te plaatsen, om zodoende als eerste de grote markten van de vele kuststeden in Sitka van goederen te voorzien en de beste prijzen te kunnen bedingen voor verkoop en koop van nieuwe waren. En daarbij gaf de gunstige wind de concurrerende kooplieden uit Korral Peiragh een voorsprong die alleen met haast teniet kon worden gedaan.