Home>>read De Falende God free online

De Falende God(50)

By:Mike Jansen


Gezeten op de benen van de gevallen held Aenur aten de huurlingen koud vlees en harde, pittige kaas. Thoreld voorzag zijn medereizigers elk nog van een paar slokken brandewijn uit een kleine, stenen kruik met het wapen van Ard Idaar, een plaats aan het Meer van Sjallan die bekend was van de vele fruitbomen die daar groeiden op de hellingen van De Morallanbergen. Het heldere vocht brandde als vuur en verlichtte de gemoederen aanzienlijk.

Aan de oostkant van het plein lag een grote heuvel die zich enkele honderden voeten naar het oosten uitstrekte. De top was een enkele burcht die fier boven Ard Anurios uitstak en die vrij uitzicht gaf naar alle windstreken.

‘Volgens mij is dat de burcht die op de stele werd beschreven,’ merkte Grijs op.

Grim knikte. ‘Lijkt mij ook. Hebben we tijd om te kijken?’

‘Ik denk dat we onze oriëntatie moeten vinden,’ zei Grijs. ‘Het zuiden van Ard Anurios is vrij groot en ik verkies de meest directe weg om uit dit oord te komen.’

‘Eens,’ zei Thoreld. ‘Ik krijg de kriebels hier. Er broeit hier iets en ik heb al een uur lang het gevoel dat we bekeken en gevolgd worden.’

‘Laten we gaan,’ zei Grim. Hij pakte zijn rugzak en begon de korte klim naar de top van de heuvel. De treden van de trap die langs de heuvel omhoog leidde, waren diep uitgesleten. De burcht was vreemd kaal en utilitair vergeleken bij de gebouwen van de stad die eromheen gebouwd was. Grim kon dat wel waarderen. De heersers van Ard Anurios hadden hun militaire prioriteiten serieus genomen zodat de burchten, fortificaties en muren voor de eeuwigheid gebouwd werden. Iets dat van de overige gebouwen in de stad niet gezegd kon worden.

Voor de ingang van de burcht was een vlak plateau aangelegd met een lage, stenen muur met kantelen. Het uitzicht naar het westen, noorden en zuiden was groots en weids en de drie mannen bestudeerden de weg die ze afgelegd hadden en de weg die ze nog moesten afleggen.

‘Daar,’ Thoreld wees pal zuid. Op enkele mijlen afstand lag daar, nog binnen de muren van Ard Anurios, een groen terrein dat bezaaid leek met kleine heuveltjes en rechtopstaande, witte monolieten. ‘Ik zeg dat daar de knekelvelden zijn.’ Hij kneep zijn ogen samen. ‘En volgens mij ligt vlak bij de muren een grote tombe

‘Het is verder dan ik dacht,’ mopperde Grijs. ‘Ik hoopte dat we voor het donker daar konden zijn, de tombe konden binnengaan en weer op tijd buiten konden komen om de stad te verlaten. Maar ik denk dat we dat niet gaan halen.’

‘Erop af dan maar,’ zei Grim die zonder verder een woord vuil te maken de afdaling begon. De huurlingen namen de weg die ze van bovenaf hadden waargenomen en die hen het snelst in de buurt van de knekelvelden zou brengen. Waar mogelijk renden de mannen korte stukken om de afstand zo snel mogelijk af te leggen.





Bij het ronden van een bocht zagen Thoreld en Grim, die vlak achter Grijs aankwamen, de huurmoordenaar ineens een sprong opzij naar links maken. Op de plek waar hij zojuist gelopen had schoot een immense, vaalgele arm door de lucht op hoofdhoogte met klauwen van een halve voet of langer.

Een woest gebrul klonk uit de ruïne van het gebouw waar ze net langs waren gelopen. De scheur waar de klauw doorheen gekomen was, was niet breed genoeg om de eigenaar door te laten, hoewel die wel probeerde zijn vale, haarloze ledematen en torso erdoorheen te persen. Stenen en metselwerk regenden naar beneden.

‘Wat is dat?’ schreeuwde Thoreld. Hij had zijn speer in de aanslag en had een vlak stuk grond uitgezocht om zich staande te kunnen houden. Grim stond naast hem met getrokken zwaard en mes en Grijs voegde zich bij hen.

Thoreld stootte zijn speer naar het wezen waar het door de scheur probeerde te komen en verwondde het diep. Groen slijm en een misselijkmakende geur van verrotting welden op uit het gat dat de speer in de huid had gemaakt. Het metalen blad van de speer begon te roken.

‘Niet goed,’ zei Grim. ‘Weg hier!’

Thoreld stootte zijn speer diep naar binnen en liet zijn wapen daar zitten. Er klonk een onwerelds gebrul en de agressie van het wezen nam zienderogen af. Toch bleef het doorgaan en er verschenen meer scheuren rond het gat in het gebouw.

De drie huurlingen renden vooruit, zoveel mogelijk midden op de weg. Vanuit de bovenverdieping van een statig woonhuis aan hun linkerzijde lanceerde een manshoge gestalte zich, vouwde leerachtige vleugels uit en stootte een angstaanjagend, doordringend gehuil uit.

Grim die vooruit gerend was verstijfde een moment. Genoeg voor de Hunzeldrog om op hem te duiken en zijn vleugels vast om hem heen te slaan. Thoreld en Grijs keken vol afgrijzen hoe het wezen een triomfantelijke gehuil slaakte en zich begon te voeden, maar het gehuil eindigde abrupt toen een kort zwaard zich aan de bovenkant door de schedel van het wezen boorde. De vleugels verslapten en de Hunzeldrog werd naar achter geworpen.