Home>>read De Falende God free online

De Falende God(39)

By:Mike Jansen


Aegil gooide zijn laatste wijn naar binnen en stond op. Er brandde een heilig vuur in zijn ogen. ‘Dat vermoeden deel ik met u, Vrouwe. Ik voorzie een taak voor de Kerk om de eenheid onder de mensen te bewaren en leiderschap te tonen om de roerselen in goede banen te leiden. Uw informatie is nuttig en uw vertrouwen zal niet beschaamd worden.’

Sharra merkte de oprechtheid en de ijver van de raadsheer en heel even voelde ze een vleugje angst opkomen. Ze had eerder de effecten gezien van op hol geslagen godsdiensten. Maar dat onderdrukte ze. Op korte termijn had ze zichzelf respijt van de fluisteringen van de adviseur bij Harzog Mandred bezorgd. Soms was een kortetermijneffect net zo belangrijk als de langetermijnplannen die Sharra meestal maakte.

Raadsheer Aegil Hormandas nam afscheid van de markiezin en Skerron bracht hem naar de uitgang. Toen hij terugkwam zat zijn meesteres nog steeds in gedachten verzonken. Hij herkende haar gelaatsuitdrukking als een teken van een diepe, broeiende en lichtelijk vervelende gedachtegang. Hijzelf had de woorden van beiden beluisterd en hoewel hij niet de non-verbale communicatie had meegekregen leken de afspraken en garanties die over en weer waren beloofd hem goed.

‘Meesteres, vergeef me mijn onderbreken van uw overpeinzingen, maar Vrouwe Miara At Revenhurst is gearriveerd,’ Skerron vermoedde dat dit nieuws zijn Meesteres zou opbeuren en hij werd niet teleurgesteld. De omslag was beter dan hij had durven hopen.

Sharra glunderde bijna. ‘Waar heb je haar heengebracht?’

‘Naar uw vertrekken. De andere ruimten waren of bezet of niet privé genoeg,’ sprak Skerron vriendelijk.





Miara At Revenhurst was een lange, sterke vrouw met een ontembare bos rode krullen en een duidelijke aanleg voor de soort magie die Sharra bedreef. In voorbije jaren was Miara bij Sharra in de leer gegaan en op een dag had Sharra haar gevraagd voor het genootschap waarvan zijzelf lid was, de Zusters van de Dageraad. Miara had aanvaard en in een ritueel waarbij zes andere Zusters aanwezig waren vanuit heel Cranborn en daarbuiten, was Miara ingewijd in de diepere mysteriën van de Zusters.

Vlak na haar initiatie was Miara op een nacht zwetend en schreeuwend wakker geworden. Met angstig wijd gesperde ogen vertelde Miara over de droom die ze gehad had over haar tweelingzus, Thallia At Revenhurst. Zij waren de jongste dochters uit het geslacht Revenhurst, twee broers gingen hen voor. Waar Miara zich bekwaamd had in magie, was Thallia opgeleid door het moordenaarsgilde. In de droom die Miara die nacht had gehad was Thallia bezeten geraakt door een wezen, nee, een aspect van een wezen uit het Onderduister. De verandering die over Thallia was gekomen was diep en fundamenteel en voor Miara was het alsof ze haar zus was kwijtgeraakt, dat ondeelbare stuk van zichzelf dat men vaker ziet in de band tussen tweelingen. Sindsdien droomde Miara met regelmaat over de activiteiten van haar tweelingzus en dan met name over de moorden die ze in opdracht pleegde. En dat waren er veel.

Toen Sharra haar vertrekken binnenkwam zag ze Miara in een van de stoelen zitten. Ze was smaakvol gekleed in donkerblauw met een vleugje felrood en haar haar was opgestoken met spelden zoals Sharra haar graag zag. Maar Miara’s gezicht was bleek en er waren donkere plekken onder haar ogen. Sharra kwam naast haar staan en nam Miara’s hoofd in haar armen. ‘Rustig maar, ik ben bij je.’ Miara begon te snikken en even later hartverscheurend te huilen. Sharra wist niet waarom, maar ze deed zelf ook mee. De twee vrouwen zaten zo minutenlang bij elkaar, de een troost voor de ander.

‘Het spijt me,’ zei Miara. ‘Vannacht en gisternacht waren weer van die nachten. Een gildemeester van het moordenaarsgilde zelf en een onschuldige oude man ergens vlak buiten een kleine stad. Het was te gruwelijk om te zien. En de geluiden, walgelijk.’

‘Is je nog iets opgevallen in de omgeving?’ vroeg Sharra. Haar vele reizen kwamen haar goed van pas in het identificeren van de plaatsen waar de tweelingzus van Miara vertoefde en haar opdrachten ten uitvoer bracht.

‘Er stonden veel windmolens, dat kon ik zien. En grote stapels hout op de kade.’ Miara zuchtte. Erover praten deed haar meestal goed.

‘Dat klinkt als Houthaven.’ Sharra dacht even. Dat lag verdacht dicht in de buurt van de plek waar Keandabas was gestorven en de tijd kwam overeen. ‘Heb je nog meer opgevangen?’

‘Ik weet dat ze achter een andere moordenaar aanzitten. Waarom weet ik niet, maar hij is hun prooi. Grijs is zijn rang.’ Miara knipperde even met haar ogen. ‘Misschien kwamen ze hem halen voor de initiatie?’

‘Heb je die Grijs gezien?’ vroeg Sharra.

‘Middelbaar, slank, grijs haar, zwarte kleding, loopt soepel, sprak niet veel,’ beschreef Miara hem.

Sharra dacht even na. Dat was dezelfde man die de natuurgeesten hadden gezien en getoond aan de Spiegel. Ze vertelde Miara haar vermoedens en legde uit wat er de afgelopen nacht gebeurd was en wat ze die ochtend in de Spiegel had gezien.