Home>>read De Falende God free online

De Falende God(31)

By:Mike Jansen


Hij knipperde en alles was weer normaal. Een maaksel van zijn verbeelding.

‘Er is geen poort,’ merkte Thoreld op. Grim kwam naast hem staan en legde een hand op zijn schouder. De oude man voelde de ingehouden spanning in het lichaam van de jager.

‘Onzichtbaar. Denk aan de woorden van de moordenaar.’ Grim drukte zacht op de schouder van Thoreld die hem vragend aankeek. De grijze huurling wees met zijn hoofd naar het gat van de deur. Met ongesproken instemming verlieten de twee de kamer en de wijnkelder.

Buiten greep Thoreld zijn boog, spande hem en begon met houterige bewegingen pijlen in de grote eik aan de rand van het erf te schieten.

Wat zou hij willen? vroeg Grim zich af. Voor zover ik weet heeft hij ons gered van vuur en vergif. Waarom? Hij is een moordenaar, mensenleven telt niet voor zo iemand. Geïrriteerd begon hij zijn andere wapens schoon te maken en te slijpen. Het was voor hem een goede methode om zijn gedachten te ordenen, de chaos in zijn geest te kalmeren.

‘Zeg Eenoog!’

Grim keek op van zijn werk. Thoreld schoot zijn laatste pijl die zich met een dof geluid naast de andere pijlen in de boom boorde. ‘Waarom was jij hier gisteren?’ De jager liep naar de boom om zijn pijlen op te halen.

Grim dacht even na en besloot de vraag terug te spelen. ‘Waarom was jij hier?’

‘Nee, nee, vriend,’ lachte Thoreld toen hij weer bij de huurling stond. Hij klopte de oudere man vriendelijk op zijn rug. Grim kuchte even droog. ‘Ouderdom en ervaring, daar gaat het hier om. Dus jij eerst.’ De jager legde een pijl op.

‘Laten we er om schieten.’ Het was eruit voor de eenogige Grim er erg in had. Hij zag het rechteroog van de jager naar hem toe draaien. De bijbehorende wenkbrauw schoot omhoog, gevolgd door een diep rommelend gelach uit de massieve borstkas van de jager. Na zichzelf licht bedaard te hebben overhandigde hij met een gracieuze buiging de boog aan de grijze huurling.

‘Ik dacht dat jij nooit fouten maakte, grijze vos.’ Er klonk vriendelijke spot in de zware stem van de jager. ‘Kies je doel.’

Grim had zijn doel al gevonden.

‘Het oog van de draak.’ Hij wees met de boog naar het uithangbord honderd voet verderop, dat zachtjes heen en weer wiegde in een lichte, warme lentebries. Thoreld floot zachtjes. Met de lang niet gebruikte spieren in zijn rug spande Grim de boog. Het wapen was eigenlijk te groot voor hem, de bespanning te zwaar. Hij concentreerde zich op het uithangbord, zag het oog van de draak in het linkerprofiel. Hij voelde een zachte tinteling in zijn gezicht. Zijn doelwit leek dichterbij te komen, groter te worden. Bevreemd volgde Grim de beweging van het oog. Hij voelde weer een zacht tintelen, dit keer rond zijn ogen. De beweging van het bord leek te verminderen, terwijl het doelwit nog groter doemde, tot het leek of de punt van zijn pijl het oppervlak van het bord raakte. Met een korte zucht liet hij los, geschrokken door de vreemdheid van wat hij te zien had gekregen.

‘Prima schot, kerel. Doe ik je niet na.’ De jager nam de boog over en mompelde iets dat Grim niet verstond. Een seconde later stak een tweede pijl in het bord, zo’n vier duimen naast de pijl van Grim en ruim buiten het oog van de draak. Met een luid gekraak viel het bord van het laatste aanhechtingspunt.

‘Jij wint, oude vos,’ gaf de jager ruiterlijk toe. Thoreld vertelde het hoe en waarom van zijn komst naar deze contreien. Het was een verhaal dat Grim bekend voorkwam. Het bevatte veel vrouwen, maagdelijke dochters en vooral hun woedende echtgenoten en vaders.

‘Dus na mijn laatste strooptocht werd de grond in Sitka me wat te heet onder de voeten. Nu wil ik de Westkust wel eens bekijken. Wie weet vestig ik me wel ergens. Ik word er ook niet jonger op en een baantje als jachtopziener bij een of andere Baron. Ik zie het wel zitten. Genoeg keus in Provina, Orkara of Hegelona.’

Grim was over zijn eerdere schok heen en lachte de jager vriendelijk toe. ‘Zolang er geen jonge barones in de buurt is ben je in ieder geval veilig.’ Thoreld grinnikte schaapachtig.

‘Ik ben een paar dagen geleden uit Tra Sitka vertrokken na eerst een lange rit vanuit Foriljebret.’ Grim aarzelde even. ‘Zeg maar geschopt, eigenlijk. Ik was al zo'n twee jaar lijfwacht van Volon Giraingard toen ik ineens ruzie met hem kreeg. Die man was mijn vriend. Ik kan nog steeds niet geloven hoe hij te keer ging. Om niets. De meest onbenullige dingen. Ik hoopte dat hij na een tijdje weer zou afkoelen, maar nee hoor, hij werd alleen maar erger. Vier weken geleden heb ik het contract verbroken – misschien kon dat hem bij zinnen brengen – en heb ik me voor zijn handlangers verstopt. Drie weken terug wist ik ternauwernood uit de stad te ontsnappen. Hij had een plaatselijke bende ingehuurd om me uit te schakelen. Geen werk, weinig geld, dan zit er maar één ding op.’