Home>>read De Falende God free online

De Falende God(3)

By:Mike Jansen


In de herberg maakte een schaduw zich los van zijn omgeving en werd een onopvallende man met grijs haar en staalblauwe ogen in een verweerd gezicht. Onder zijn donkergrijze mantel droeg hij eenvoudige, grijze kleding. Met de gratie van een kat liep hij door de menigte van mensen, tot hij in de buurt van de tafel stond, waar zojuist de drie vreemdelingen in de donkere mantels hadden gezeten. Midden op de tafel waren vier diepe, evenwijdige voren getrokken, waarvan de lichte houtkleur sterk afstak tegen het donkere verweerde eiken van het tafelblad.

Even later verliet hij ‘De Gevulde Os’. Buiten zonk hij weg in de schaduwen.





‘Hier verlaat ik u,’ zei de jongeling in de versleten wambuis. Hij klopte met het heft van zijn dolk op de ijzeren poort van het huis waarheen hij de drie personen gebracht had, vervolgens liep hij weg. Het huis bevond zich in de betere buurt van de stad, maar het bezat geen echt opvallende kenmerken. De buitenmuur was met kalk bestreken en er liep een altijd groene klimop over de noordkant van het huis, tot aan het brede balkon op de eerste verdieping, dat getooid was met een kunstig gietijzeren hekwerk.

De poort werd geopend door een jonge vrouw met lichtblond haar en een vrij knap gezicht, die de bezoekers met een ongeduldig gebaar naar binnen wenkte. Ze leidde hen door een ruime hal waar de plavuizen vloer alle voetstappen hol weerkaatste, naar een vrij steile trap die naar de eerste verdieping leidde.

Bij een zware, eiken deur die half open stond bleef ze staan en wenkte ze de drie naar binnen. Eenmaal binnen sloot ze de zware deur achter hen.

Achter een klein bureau, schuin voor een paar openstaande balkondeuren, zat een oude man. Zijn grijze haar, voor zover hij dat nog bezat, vormde een krans van pieken om zijn hoofd. De kaarsen in een veelarmige kandelaar verlichtten een stapel papieren die netjes op een hoek lag. De muren rondom waren bedekt met kasten, gevuld met boeken.

‘Welkom in Houthaven,’ sprak hij. Zijn stem klonk zwak, passend bij zijn postuur.

‘Uw ondergeschikten zijn ongedisciplineerd.’ Het verwijt kwam van de middelste persoon, een vrouwelijke stem die over zijn zenuwen schuurde. De oude man kromp onwillekeurig iets in elkaar.

‘Competentie hebben wij hoog in het vaandel,’ verweerde hij zich. ‘Discipline alleen wanneer dat strikt noodzakelijk is.’

De middelste persoon wierp de kap naar achteren en onthulde het gezicht van de roodharige vrouw. De andere twee ontdeden zich nu ook van hun kap en mantels. Twee mannen van onbestemde leeftijd, de een lang, mager en met kort, donkerbruin haar. Zijn gezicht was een netwerk van rimpels en plooien, maar met ogen die glinsterden en bijna zenuwachtig heen en weer bewogen. De ander was een fors gebouwde man, zowel lang als breed, met de schaduw van verschrikkelijke kracht in zijn donkere ogen. Er lag een dunne, kroezige laag haar op zijn hoofd, waar doorheen zijn hoofdhuid duidelijk zichtbaar was. Ook de ruggen van zijn handen hadden de dunne laag kroeshaar. Beiden waren somber gekleed en ongewapend.

‘Discipline komt eerst. Discipline is alles, Meester Asron. U bent op Kamroth getraind, u zou toch moeten weten dat zij in alles discipline eist?’ raspte de vrouw. Meester Asron kromp nog verder in elkaar.

‘Wat wenst het gilde van mij?’ vroeg hij met een beverige stem.

‘Gehoorzaamheid, discipline en resultaat. U heeft zich de afgelopen jaren goed gekweten van uw taak, Meester Asron.’ De blik van de vrouw gleed weg van de oude gildemeester, zodat het leek alsof ze naar buiten staarde. ‘Wij zijn slechts op doorreis. Het leek ons... handig meteen enige opdrachten en documenten bij u langs te brengen. Eén opdracht in het bijzonder. Wij wensen deze opdracht persoonlijk te overhandigen aan uw Grijs. Na voltooiing zal hij naar Kamroth reizen voor zijn initiatie. Er is goede hoop voor uw Grijs.’

Meester Asron schudde zijn hoofd. ‘Grijs zal weigeren. Ik heb hem in het verleden elk jaar voorgedragen voor initiatie tot Zwart. Hij weigert, zegt geen behoefte te hebben een halfmens te worden.’

‘Ah... niet langer. Discipline, Meester Asron. Gehoorzaamheid, discipline en resultaat.’ Met die woorden deed de vrouw een stap naar voren, zodat het kaarslicht op haar gezicht en hals viel. De twee mannen naast haar deden hetzelfde. Bij alle drie zag Meester Asron tatoeages, banden van spiralen die van nek naar hals liepen en daar samenkwamen in een rood octagon.

De oude man werd lijkbleek. Hij schoof zijn stoel met een ruk achteruit. Er was ongeloof op zijn gezicht. ‘Drie. Drie van jullie.’

‘Halfmensen, ja,’ vulde de vrouw voor hem in. ‘Een zeldzaamheid, misschien, in Houthaven. Niet lang meer. Uw Grijs zal de initiatie voltooien. Er is... grote hoop. Voor uw Grijs. Dan is de Acht eindelijk compleet.’ Een korte stilte. De vrouw maakte een gebaar en de lange, magere man rechts van haar sprong door de openstaande balkondeuren. Er klonk een rauwe, bijna onmenselijke kreet.