Home>>read De Falende God free online

De Falende God(28)

By:Mike Jansen


‘Hoe is hij?’ vroeg Brogar haar.

‘Hetzelfde nog steeds. Ik krijg net voldoende water en eten bij hem naar binnen, maar het lijkt wel alsof er niemand thuis is.’ Ze wuifde even met haar handen over de starende ogen van de magere man die in een bed naast haar stoel lag. Zijn dunne, bruine haar hing in slordige slierten van zijn hoofd en zijn wangen waren ingevallen.

Brogar keek de man lang aan, peilend naar een spoor van gedachten, maar er was niets. Hij fluisterde: ‘Er komt een dag dat ik je terugvind, Garet Hassing. En dan gaan we grootse dingen doen, jij en ik.’

Hij wendde zich tot de vrouw. ‘Ik waardeer uw goede zorgen, vrouwe Nanting. U houdt mijn vriend in leven.’

‘Uw vriend mag blij zijn dat hij zo’n goedgezinde patroon heeft. Ieder ander had hem misschien aan z’n lot overgelaten,’ sprak vrouwe Nanting.

Brogar lachte even, knikte haar toe en verliet de kamer. Natuurlijk liet hij Garet Hassing goed verzorgen. De man was een te waardevol werktuig om te laten sterven: dat kon altijd nog.





‘Excuus dat ik u op dit vroege uur heb ontboden, goede kapitein.’ Brogar glimlachte de kapitein vriendelijk toe. Ze zaten op het dakterras van Brogars residentie aan de haven met uitzicht op de mierenhoop aan werkers die dag en nacht over en door de schepen klauterden.

De man gromde even. Hij had gehoopt deze nacht door te kunnen slapen voor hij de komende dag het schip zou laten volladen met de meest uiteenlopende handelswaar voor zijn reis langs de kusten van Cranborn en Sitka, maar in plaats daarvan was hij waarschijnlijk om niets uit zijn bed gehaald. Hij wreef even over zijn ruwe baard en wilde eigenlijk iets van die strekking zeggen, maar hij herinnerde zich op tijd wie hij tegenover zich had. ‘Het is goed. U zult uw reden hebben, Heer Larraunt.’

‘Inderdaad, inderdaad,’ zei Brogar en hij bood de man een warme kop hesperblad aan. ‘Kapitein Vervleet, nietwaar, Jehannes Vervleet. Mag ik Jehan zeggen?’

‘Natuurlijk Heer Larraunt,’ antwoordde Jehan Vervleet terwijl hij zich iets achterover liet zakken.

‘En noem mij vooral Brogar, mijn waarde Jehan,’ sprak Brogar amicaal. Hij liet even een stilte vallen en vroeg toen: ‘Ik begrijp dat je recentelijk iets interessants hebt zien gebeuren, toen je voor de Martelaarsklippen voor anker lag?’

Jehan knipperde met zijn ogen en gromde even. ‘Hmmm, geruchten doen snel de ronde in Korral Peiragh.’

Brogar lachte vriendelijk. ‘Dat doen ze inderdaad. Vooral de interessante geruchten.’

‘Interessant wil ik niet zeggen, maar het was op zich een indrukwekkend gezicht. Zoiets als het afschieten van de vuurpijlen op Wintrefjest op Kamroth, maar dan grootser. En...’ Jehan Vervleet aarzelde even. ‘Ik weet niet goed hoe ik het moet zeggen, maar het leek alsof er een soort zuiderlicht speelde tussen de explosies en de omhoogschietende vuurstralen.’

Brogar hief zijn hand even. ‘Wacht! Begrijp ik het goed, je zag een soort explosie? Wanneer precies, hoe laat en in welke richting.’

‘Het was rond de klok van drie in de nacht. De nachtwacht maakte me er wakker voor. Ik weet nog goed dat ik me afvroeg hoe ik dit nu weer in de logboeken moest verwerken. Het was iets links van zuidoost en het moet een paar honderd mijl verderop zijn geweest. Maar de hemel lichtte er van op.’

‘Interessant. Heeft u verder nog iets gemerkt?’ vroeg Brogar.

‘In het geheel niet. De rest van de reis is zonder problemen verlopen en een dag later, gistermiddag, zijn we in Korral Peiragh aangekomen. Meteen met lossen begonnen, rond middernacht klaar.’ Jehan gaapte even en nam een paar slokken van zijn drank.

‘Interessant, maar het zal verder wel niets zijn,’ zei Brogar. ‘De reden dat ik u gesommeerd heb is dat ik u persoonlijk deze brieven wilde overhandigen.’ Brogar schoof een stapeltje dichtgevouwen en verzegelde perkamenten naar de kapitein die ze even oppakte en bekeek. ‘De lading die ik voor overmorgen op uw schip gereserveerd heb bestaat uit zes personen, vier mannen en twee vrouwen. U zult ze afzonderen en pas weer naar buiten laten op de plaats van bestemming.’

‘Ik weet niet of de aandeelhouders daarmee instemmen,’ wierp kapitein Jehan Verveert tegen.

Brogar Larraunt had het verweer verwacht en hij overhandigde de kapitein een officieel uitziend perkament met daarop tien handtekeningen van de respectievelijke eigenaren van de Tresselmonde waarin de overdracht van het schip naar Brogar Larraunt stond beschreven.

‘Dat, eh, dat is onverwacht, Heer Larraunt,’ zei Jehan Verveert met hervonden respect.

‘Brogar graag,’ lachte Brogar hem toe. ‘Vergeef me dat ik u niet eerder op de hoogte heb kunnen stellen. De papieren waren pas rond middernacht door iedereen getekend.’