Iets kietelde zijn geest. Hij stelde zich open, voelde de paden die hem verbonden met het Onderduister, zorgvuldig in balans gehouden door de mystieke tatoeages die Magister Shinumak had aangebracht in het langdurige ritueel dat hem moest verbinden met één enkel aspect van de bewoners van het Onderduister. Hoe grandioos was dat mislukt, mijmerde Brogar. Hoe misleid zelfs een wijs man als Shinumak was, dat hij niet kon zien dat de andere aspecten minstens net zo krachtig konden zijn. Aan de andere kant, hoewel Brogar geen magische training had genoten, hij had inmiddels genoeg geleerd om te weten dat de Banning te strikt was om meer gelijktijdige aspecten van de Nogrot Tarrak in een mens te incorporeren. Hij knipperde met zijn ogen. Er was iets veranderd. De muren die de Banning had opgeworpen tussen deze wereld en het Onderduister leken verzwakt! Had hij zo lang geslapen of was dit iets van de laatste dagen?
‘Padragh!’ riep hij.
De jongeman verscheen vrijwel direct in de deuropening. ‘Meester,’ hij boog diep vanuit zijn middel.
‘Vertel me het nieuws, is er iets bijzonders voorgevallen?’ vroeg Brogar Larraunt. Hij keek Padragh met intense blik aan. De jongeman knipperde even met zijn ogen.
‘Uh, ik weet niet wat u bedoelt,’ stamelde Padragh.
‘Gewoon, de nieuwtjes uit de stad, van de straat, uit de havens. Bijzonderheden?’ Brogar liep richting het terras, schoof de gordijnen opzij en snoof de zeelucht in. Padragh volgde hem op enkele voeten afstand.
‘Eh, de gezant van Epidoros is gearriveerd? Drie dagen eerder dan verwacht. Ik heb hem zolang in de achterste gastenverblijven gehuisvest,’ begon Padragh.
Brogar onderbrak hem met een kapbeweging van zijn hand. ‘Niet dat nieuws. Bijzonderheden. Iets raars.’
Padragh knipperde nogmaals met zijn ogen. ‘U bedoelt als in iets mysterieus?’
‘Juist ja!’ Brogar klapte in zijn handen. ‘Vertel me iets mysterieus.’
‘Er, er schijnt een geit met twee koppen te zijn geboren op een boerderij even buiten de stad.’ Brogar schonk een beker wijn in en gebaarde dat hij verder moest gaan. ‘Het zoontje van de bakker sprak gisteren ineens Hoog-Liturisch.’
Brogar keek op. ‘Sprak hij nog meer talen?’
‘Niet dat ik weet. Het kereltje was een paar dagen op bezoek bij familie uit het Noorden en toen hij terugkwam sprak hij de taal.’
Brogar kende het ventje wel. ‘Die leert talen heel snel, niets mysterieus aan.’
Padragh fronste. ‘Ik hoorde de kapitein van de Trellesmonde vertellen over zuiderlicht dat twee nachten geleden de hemel verlichtte toen hij vlak voor de Martelaarsriffen voor anker lag, wachtend op de ochtend. In deze tijd van het jaar is dat een zeldzaamheid.’
Brogar dacht na, propte een paar vijgen in zijn mond en kauwde bedachtzaam. ‘Hmmm,’ zei hij met volle mond. Hij slikte een paar keer. ‘dat kan zijn waar ik naar zocht. Ontbied de kapitein voor me. Ik wil hem spreken.’
‘Uw wil geschiedde. Voor de rest loopt alles zoals u voorspelde en verwachtte,’ rapporteerde Padragh, maar Brogar was alweer weggelopen in de richting van de trap naar de kelder. Padragh smolt weer weg in de schaduwen om zijn opgelegde taken uit te gaan voeren.
Met twee treden tegelijk daalde Brogar Larraunt af. De deuren die hij tegenkwam zwaaiden als vanzelf open. Zijn gedachten waren bij het verzwakken van de Banning en de implicaties daarvan. De laatste deur werd bewaakt door drie wachters die het rood met zwarte uniform droegen dat Brogar zelf ontworpen had en waarover hij de nodige trots ervoer. Binnen enkele jaren had hij zich opgewerkt van een berooide vluchteling tot een vermogend magnaat met ambities om diverse adellijke titels te gaan voeren. Met geld was nu eenmaal alles te koop. Met informatie zo mogelijk nog meer. En met de juiste agenten en de juiste steekpenningen lagen koninkrijken voor het oprapen.
En toch, dit alles verbleekte bij de glorieuze wederopstanding van de Nogrot Tarrak zodra de muren die de Banning had opgeworpen tussen deze wereld en het Onderduister waren geslecht. Dan zou zijn eigen volk terugkeren en een nieuw, glorieus tijdperk van macht, kracht en angstschaduwen doen aanbreken.
De deuren van de diepste kelder werden voor Heer Larraunt geopend. De kelder bestond uit eindeloze rijen pilaren onder een gewelfd plafond. Rond de toegang was een grote open ruimte voorzien, vanwaar verschillende gangen uitwaaierden. In Korralese stijl waren de muren voorzien van kleurige tegels die mythische voorstellingen afbeeldden. Met uitzondering van een enkele muur, nu witgepleisterd, waarop origineel een vlucht draken stond afgebeeld. Die had Brogar Larraunt laten weghalen. Hij had een hekel aan dat drakengebroed en allen die met hen associeerden.
In deze kelder bewaarde Brogar zijn meest geheime en winstgevende zaken. Een deel van de kelder was afgescheiden als een soort woonkwartier. Hier woonden vier mannen en twee vrouwen, speciaal geselecteerd door Brogar zelf om hun unieke mentale capaciteiten. Elk van hen beschikte over latente gaven om magische energie waar te nemen, krachtpunten te voelen of gerichte gedachten te kunnen lezen. Brogar was eigenlijk verbaasd dat hij ze had kunnen vinden, omdat dat soort mensen meestal al als kind door een genootschap of een mentor werd opgenomen en onderwezen in de bovennatuurlijke kunsten.