Home>>read De Falende God free online

De Falende God(25)

By:Mike Jansen


Het woord betekende wel iets voor Jedaraman. Hij had een aantal fragmenten van de Geschriften van Nortrak in zijn bibliotheek, zorgvuldig gekopieerd van extreem dunne, bijna witte reepjes perkament die hij had gekocht van een handelaar die ze op zijn reizen door Cranborn had opgepikt van een stel grafschenders, die net terug waren van een strooptocht langs de tombes in het Dal der Fluisteringen aan de ijzige zuidkust.

De woorden die hij gekopieerd had vormden fragmenten van een groter werk, geschreven in een van de oudste talen die hij kende. En dan ook nog een variant die vol stond met cryptische verwijzingen. Maar in zijn lange leven had hij gediscussieerd met verschillende wijzen en archivarissen die ook stukken van de Geschriften in bezit hadden of ze gelezen hadden of gehoord hadden van anderen en het beeld dat hij had kunnen samenvatten – Jedaraman hield nu eenmaal niet van mystiek gemummel – voor zichzelf, was dat er gesproken werd over een volk dat in schaduwen leefde en dat naar het licht zou worden gevoerd wanneer een slot op hun gevangenis geopend zou worden.

Jedaraman werd er niet vrolijker op. De voortekenen waren slecht, niet alleen voor hem, maar voor velen en de toekomst was in angstige schaduwen gehuld. Maar er waren wat lichtpunten, paden die zouden kunnen leiden naar een betere toekomst en zelfs één waar hij dacht een glimp te hebben opgevangen van een vreedzaam inslapen voor hemzelf.

Het noemen van de Geschriften van Nortrak bevreemdde hem en hij nam zich voor verder onderzoek te plegen. Daarvoor had hij wel meer informatie nodig en daarvoor wist hij maar één plaats te bedenken die meer zou kunnen leveren. De handelaar die hem de eerdere stukken had geleverd heette Jaerl Kennier, een koopman uit Tra Sitka die regelmatig op Cranborn vertoefde om daar goede handelswaar te kopen en die door te verkopen aan het achterland van Sitka. Als Jaerl meer in zijn bezit had of inmiddels verkregen had, dan kon Jedaraman dat in Tra Sitka verwerven; zo niet, dan kon hij Jedaraman op het pad zetten van de grafschenders die in het Dal der Fluisteringen waren geweest.

De meer gewenste paden die hij gezien had, hadden een sturende hand nodig en het was duidelijk dat hij daarvoor op Cranborn moest zijn. Jedaraman sloot zijn ogen en haalde een paar keer diep adem.

‘Ik ben hier te oud voor,’ mompelde hij. Hij nam nog een hap van zijn vers gebraden geitenbout en sprak toen vastberaden: ‘Je dood was niet voor niets, meisje, je smaakt verdraaid goed. En de boodschap is overgekomen. Bij het morgenlicht ga ik op pad. Er zijn wat mensen met wie ik maar eens een praatje moet houden.’





Die nacht pakte Jedaraman de spullen die hij nodig dacht te hebben, daarbij geholpen door Renter Martaan, en bij het licht van de eerste zonnestralen zette hij de eerste stappen op de lange weg naar Tra Sitka. Drie bepakte ezels sloften gedwee achter hun meester aan.

Zijn eerste doel was het vinden van een schip dat de Revorrim-rivier kon bedwingen, zo ver naar het oosten. Zijn beste kans was de stad Tra Lebarrum, dichtst bij zijn toren en nog vlak voor de Arvorische watervallen en stroomversnellingen die verder scheepvaartverkeer onmogelijk maakten.

Hij werd uitgezwaaid door Renter Martaan en de gehele kudde geiten die klaaglijk blaatten.





Het Ontwaken

In Korral Peiragh ontwaakte Brogar Larraunt uit een diepe, herstellende slaap die enkele dagen geduurd had. Langzaam kwam hij overeind en strekte zijn spieren tot ze kraakten. Hij wreef over de stoppels op zijn hoofd die alweer opkwamen. Een zwart gewaad met dito broek hing klaar voor hem. Hij waste zijn gezicht in de waterbak die voor hem klaar stond, met daarnaast een kan warm water. Een bronzen spiegel toonde hem het gebruikelijke gezicht, iets waar hij zich nog steeds over verbaasde, gezien de zich telkens herhalende nachtmerries die hij had waarin zijn lichaam werd overgenomen door een duistere entiteit. Niet dat hem dat angstig maakte, hij zou het juist verwelkomen. Maar het mocht niet zo zijn. De kunstige banden en krullen die zijn nek en schouders bedekten verhinderden dat.

Een zachte, warme wind waaide langs de verduisterende gordijnen die de vele lichtjes van de stad buiten hielden. Brogar rook de zilte zeelucht samen met de stank van duizenden mensen die dicht opeengepakt in de havens aan het werk waren, zelfs op dit tijdstip laat in de avond.

Brogar begreep de drukte, immers, het handelsseizoen met de zuidelijke landen kwam nader en wanneer de juiste wind waaide en de ijsschotsen langzaam smeltend voorbij de Martelaarsriffen kwamen drijven was het tijd om de vele handelsschepen zeewaarts te keren en naar het zuiden af te zakken. De uitgestrekte landen van Sitka waren rijk in vele handelswaar die in de veel noordelijker gelegen steden van de Liturische kusten gretig aftrek vonden. Diverse soorten bont, ivoor, houtsnijwerk, edelstenen, wilde dieren uit de Melegonne-bergketen, exotische kruiden uit Oregonne en nog veel meer. Korral Peiragh wedijverde met de vloten van Kamroth om de beste handel met de zuidelijke landen tot aan Oregonne te drijven en de gezagvoerders van de schepen stonden bekend om hun durf en handelsgeest om maar zoveel mogelijk winst voor de belanghebbenden in hun schip te behalen.