Home>>read De Falende God free online

De Falende God(22)

By:Mike Jansen






De aanval werd afgeblazen, legioenen braken hun tenten op, laadden lastdieren op en midden in de nacht werden de vlakten rond de burcht leeggehaald en alle troepen teruggetrokken in verbazingwekkend korte tijd. In het maan- en sterrenlicht marcheerden de troepen over de nog steeds bevroren ondergrond in de richting van de noordelijk gelegen aanvoerstations.

Weldaf Gardansson en Volon Giraingard observeerden vanaf hun post op de heuvel hoe de duizenden fakkels van hun legioenen de vlakte van de pas afkwamen. De soldaten waren in een goed humeur en neurieden onder het marcheren. Een dag niet gevochten was immers een dag langer geleefd.

Terwijl het laatste legioen de vlakte verliet verlichtte ineens een bal van vuur de burcht Viorettellat, de aarde schudde en meer flitsen en explosies braken door de dikke muren van de verdedigingswerken. Torens stortten in met luid geraas en stenen vlogen als projectielen alle kanten uit. De grond rond de burcht spoot omhoog en fonteinen van vuur spoelden vlammen over de nu verlaten vlakte. In het monsterlijke inferno stortten de muren van de burcht in op zichzelf en vlagen warme lucht sloegen naar buiten en bereikten zelfs Weldaf Gardansson en Volon Giraingard op hun veilige afstand. Ze moesten hun paarden in bedwang houden zodat ze niet op de vlucht sloegen en met name de hengst van Gardansson danste nerveus heen en weer.

‘Volgens mij had dit het hoogtepunt van de bezetting moeten zijn en waren onze legioenen nu binnen geweest,’ merkte Volon Giraingard volstrekt overbodig op. ‘Onze vijand heeft ons van het begin af bespeeld. Iets zegt me dat het verstandig is te consolideren wat je hebt en de grenzen van het thuisland te versterken. Als al je legioenen hier vernietigd waren, dan was je slagkracht hier ten onder gegaan. Ik wou dat mijn oude lijfwacht hier was, met zijn Noordkaaptraining had hij hier meer over kunnen zeggen.’

Weldaf Gardansson slikte ongemakkelijk en dacht aan alle troepen die hij van zijn andere grenzen had weggetrokken. ‘Ik denk dat je gelijk hebt. We zullen zien wat de komende tijd gaat brengen en voorbereidingen treffen voor verschroeide aarde, hinderlagen en verrassingsaanvallen.’

De twee voegden zich bij hun mannen en nog geen uur later werden ze door een ruiter ingehaald van het legioen dat vooruitgestuurd was. Tot bijna de laatste man vernietigd door minstens dertig regimenten speerdragers en zwaardvechters die als uit het niets op hun pad waren verschenen.

Volon Giraingard hoorde het aan, keek vervolgens naar Weldaf Gardansson wiens gezicht op onweer stond toen hij het hoorde. ‘Wees blij, je weet dat de vijand eraan komt en wat ongeveer zijn kracht is. Igor Eenhand kan weer aan de slag.’

Gardansson knikte. ‘Je hebt gelijk. Deze oorlog die al acht jaar duurt is nu pas echt begonnen.’

‘En ik vermoed dat er op Cranborn zaken spelen die ons wellicht ook aangaan. Heb ik permissie op onderzoek uit te gaan en eventueel met wat pelotons speerdragers een bezoek aan het eiland te brengen?’ vroeg Volon aan Weldaf.

De heerser van Gardanfels gaf zijn toestemming. ‘Als je er maar voor zorgt dat ik geen tweefrontengevecht hoef aan te gaan. En probeer een regiment of twee huurlingen voor me te regelen als je er toch bent. Iets zegt me dat ik ze nodig zal hebben.’

‘Uw wens is mijn bevel, Heer,’ bevestigde Volon Giraingard voordat hij zijn paard aanspoorde en langs de oneindige rij marcherende en fakkeldragende troepen reed.





Het Visioen van Duizend Doden





Ver in het oosten, voorbij de steppen van Gagnan, stond een eenzame toren bovenop een rots die toch al boven het landschap uitstak. Het ronde gebouw had een doorsnee van meer dan vijftig voet en rees bijna honderdvijftig voet de lucht in. Het had slechts hier en daar een smalle uitsparing om licht binnen te laten. De toren had geen naam. De spaarzame nederzettingen die op enkele dagreizen van de toren lagen waarschuwden reizigers en onderzoekers toch vooral uit de buurt te blijven. Immers, de toorn van de oude grijsbaard zou niet mals zijn, wanneer hij indringers in zijn domein aantrof en de dorpelingen voelden er niets voor zelfs maar genoemd te worden door die indringers, uit angst mede te worden gestraft voor de onhandigheid van vreemdelingen. Er werd gefluisterd dat de gestraften hun leven moesten uitdienen in de uitgestrekte geitenstallen, getransformeerd tot half-mens, half-geit door de zwarte kunsten van de tovenaar.





De grijsbaard wiens echte naam Jedaraman was, vond het wel best. Toegegeven, hij had een aantal malen een voorbeeld gesteld, een paar honderd jaar terug, maar dat was buiten alle proporties opgeblazen. Recentelijk had hij maar één dorpeling, een blaaskaak genaamd Renter Martaan, bokkenpoten en een geitenhoofd gegeven en vervolgens aangesteld als geitenhoeder in zijn inderdaad uitgestrekte geitenstallen. Puur om hem een lesje in nederigheid te leren. Inmiddels was de man zijn vrijwillige dienaar geworden die nog steeds de geiten hoedde en Jedaraman bediende. Ondanks herhaalde pogingen hem terug te veranderen naar zijn oorspronkelijke gedaante had Renter telkens geweigerd. De transformatie had hem blijkbaar ook de geitentaal geleerd.