Home>>read De Falende God free online

De Falende God(15)

By:Mike Jansen






Grijs schudde zijn hoofd, hard. Snel werd hij weer helder. Hij herinnerde zich de demon op het altaar. Met trillende benen rende hij terug naar het portaal. Hij werd uit evenwicht gebracht doordat de aarde onder zijn voeten ineens omhoog schoot en vervolgens weer naar beneden. Grijs kwam hard neer, wist met zijn adem tegelijk een vloek uit zijn longen te persen. Hij rolde door en kwam half overeind. Even snakte hij naar lucht, maar hij dwong zijn lichaam verder te gaan. Daar, het portaal. Een diepe scheur liep door een van de pilaren. Het matwitte licht leek te golven als rimpels op een vijver. Grijs dook er doorheen. Hij voelde een stekende pijn waar zijn lichaam door het lichtoppervlak ging.

In de onderaardse kamer was de ravage enorm. Het altaar stond schuin op zijn pilaar. De deur die de toegang tot de ruimte had afgesloten was uit zijn hengsels gerukt en lag nu half voor de doorgang. Grijs keek boven zich door de scheur die van de ene kant naar de andere kant van het plafond liep. Ver boven zich zag hij de oranjerode gloed van vuur. Hij wilde de kamer uitrennen, maar voordat hij een stap in de richting van het altaar zette stopte hij.

Doodstil luisterde hij, nam hij alles in zich op. Met al zijn zintuigen probeerde hij te voelen of er nog iets in de kamer aanwezig was. Even later zuchtte hij, gerustgesteld. Snel liep hij naar de wijnkelder. Glas kraakte onder zijn laarzen. Met drie treden tegelijk nam hij de trap. Boven hing een dik rookgordijn. Op de tast vond hij de trap naar de slaapkamers. Van de tafel in zijn eigen kamer pakte hij de twee kristallen die hij had laten liggen, vervolgens stormde hij naar de kamer van de huurlingen.

Thoreld en Grim lagen verstijfd op hun bed. Hun ogen staarden zonder te knipperen naar het plafond, dat hier en daar een donkere rook afgaf. Vreemd, dacht Grijs, niet de reactie die hij van Addertong verwacht had. Verkramping was niet ongewoon, maar ze hadden toch op z'n minst moeten kreunen van de pijn. Hij greep de kaak van de eerste huurling, Grim, en wrong diens tanden ver genoeg van elkaar om een van de kristalletjes achter in zijn mond te laten vallen. Thoreld kreeg dezelfde behandeling. Grijs kreeg het gevoel dat ze precies wisten wat er met hen gebeurde. Hij kon zich hun gevoel van hulpeloosheid goed voorstellen, kon zelfs medeleven voelen met de twee huurlingen.

In de kast vond hij de bepakking van de soldaten. Het raam bezweek onder een welgemikte trap, waarop de moordenaar de uitrustingen naar buiten smeet. Nu kwam het moeilijkste gedeelte. Hij wikkelde elk van de huurlingen in hun eigen dekens en sleepte ze een voor een van het bed naar de gang. De weg naar beneden was eenvoudig. Grijs hoefde alleen maar de hoofden van de twee van de treden weg te houden. De rest van hun lichaam kon wel een stootje hebben. Hoestend en kuchend opende de moordenaar de buitendeur. Een voor een sleepte hij de twee lasten naar buiten, naar een veilige plaats aan de rand van het erf, onder een hoge eik. Nadat hij de uitrustingen van de huurlingen had opgehaald en naast hen neergezet, zocht hij een plek waar hij kon uitrusten van de gebeurtenissen van de nacht. Misschien kon hij zelfs slapen.

Het vuur laaide hoog op, eiken balken voedden de vlammenzee met hun in eeuwen opgebouwde volume. Stenen barstten in de enorme hitte, ruiten sprongen met luide knallen, gloeiende wolken as en stof verlichtten de nacht. Maar er was niemand om het spektakel te aanschouwen. Buiten sliepen drie mensen, verwarmd door de hitte van het brandende gebouw.





Nachtteken

De nachten op Kamroth waren nooit donker. Het kleine eiland lichtte op in de omringende duisternis van de zee als een eenzame ster in een wolkenloze hemel. Wie per schip de stad naderde, zag eerst een pilaar van licht die uit zee leek op te rijzen, de bron de fakkels die de kwartieren van arm en rijk verlichtten voor de menigten die aan het eind van de voorafgaande middag tevoorschijn waren gekomen.Ook stilte was ver te zoeken. Het geroezemoes van talloze cafés en herbergen beheerste het eiland.

De havens van Kamroth besloegen de gehele zuidelijke baai. Vroegere heersers hadden de natuurlijke ligging van het eiland weten te waarderen en hadden de ondiepe baai voorzien van strekdammen en omsluitingen op een zodanige wijze dat een immense haven ontstond. Met name de val van het koninkrijk Cranborn en de interne strijd die op dat eiland was ontstaan had voor Kamroth een gouden eeuw doen aanbreken als overslaghaven en neutraal terrein waar handelaren van alle windstreken van Cranborn en daarbuiten hun waren sleten, zonder rekening te hoeven houden met politieke machinaties, eeuwenoude vijandschap of bloedvetes.

Hoge, smalle, maar zeer diepe pakhuizen stonden opgesteld op strategische plekken langs de kades, waarin de rijkdommen uit vele landen netjes werden opgeslagen en weer snel werden verscheept. Voorbij de pakhuizen waren de barokke gebouwen van factorijen en handelsmaatschappijen die de rijkdom van Kamroth weerspiegelden. Een wit marmeren bouwwerk bevatte de Beurs van Roerende Zaken waar gehandeld werd in toekomstige opbrengsten van aandelen in handelsvloten. Hier was het altijd een druk komen en gaan van gewichtig uitziende heren en een enkele dame. Nu was het avond en enkel de factorijen waren nog bezig met productie van zaken die de haven en haar klanten de volgende dag nodig hadden, zoals speciale rantsoenen, nieuw touw, netten, boeien met bijbehorende ketenen voor de slavenhandel, vetten en oliën, pek en verschillende soorten bewerkt hout voor reparaties en verbeteringen aan schepen.