Naast Maggy zat een jonge moeder die druk met haar baby bezig was. Haar gevoelens van trots en gewichtigheid drongen zelfs door Maggy's pantser van zelfbeklag heen. Ze hief haar hoofd op en keek om zich heen in een wereld vol zon waarin ouderen zaten te genieten en kinderen druk heen en weer renden. Ze kreeg weer wat meer moed toen een jongetje naar haar toe waggelde en een grote rubberbal in haar schoot legde. Ze maakte haar armen los en rolde de bal het pad op voor hem. Hij bracht hem weer naar haar terug en keek even hoopvol als een hond die een stok aan de voeten van zijn baas legt, en al gauw was ze het middelpunt van een groepje kinderen die het iets nieuws vonden dat een groot mens zich verwaardigde met hen te spelen. Dit was weer eens iets anders dan hun eigen moeders die voor Franse kinderen altijd hetzelfde waren: 'Niet aanraken; geef eens netjes een handje; maak je toch niet zo vuil; niet zo hard hollen; steek dat niet in je mond.'
Maggy speelde een uur lang en zocht haar toevlucht in een wereld van spelletjes die haar aan haar schooltijd deden denken; ze was altijd een wildebras geweest, een herrieschopper met een waaier van wild wuivend haar dat in de wind woei als de vleugels van een grote vogel, het enige meisje op school dat een steen verder kon weggooien dan de jongens, dat elke bal kon opvangen, en voor wie geen muur te hoog was.
Nadat het laatste kind tegenstribbelend was meegetrokken om thuis te gaan eten liep ook Maggy het park uit. De honger dreef haar weer naar de Carrefour Vavin, maar elk restaurant dat ze passeerde, was vol. Het was even na twaalf uur en op de terrassen van de Dome en de Rotonde was geen lege stoel meer te bekennen. Kelners liepen af en aan om meer tafels en stoelen neer te zetten zodat de terrassen bijna tot aan de stoeprand toe liepen, maar iemand die niet in de kunst van zich een plaatsje verwerven was ingewijd, kreeg geen kans te gaan zitten. Niemand was immers zo gek om bij het mooiste schouwspel ter wereld van een plaats in de eerste rij op te staan.
Maggy bleef bij een straatventer staan en kocht een rode anjer die ze op haar blouse speldde. Meteen voelde ze zich in een beter humeur en met opgeheven hoofd liep ze de Sélect binnen in de hoop dat er in het kleinere café binnen plaats zou zijn. Ze zigzagde bij de deur dadelijk linksaf om al de mannen te vermijden die bij de lange bar stonden en ontdekte een leeg tafeltje helemaal in de hoek, naast het grote raam met de kanten gordijnen ervoor, weggestopt en onopvallend.
Zuinig als ze was bestelde ze alleen maar een broodje met kaas en een glas limonade; toen nam ze de rumoerige, schreeuwende, merkwaardig geklede, zorgeloze mensen op die dicht naast elkaar achter de houten tafeltjes zaten, alsof ze van plan waren daar de hele dag te blijven. Om haar heen werd er luid gepraat en het geluid leek wel het geraas van een in de lente zwellende stroom. In het vertrek werd het steeds blauwer van de rook en ze ving stukken gesprek in het Frans op met tientallen verschillende accenten, want dit was de periode waarin de buitenlandse artiesten op Montparnasse overheersten; de dagen van Picasso, Chagall, Soutine, Zadkine en Kisling, de jaren van Chirico, Brancusi en Mondriaan, van Diego Rivera en Foujita. Franse artiesten als Léger en Matisse waren in de minderheid, maar Amerikanen, Duitsers, Scandinaviërs en Russen waren met troepen in het quartier neergestreken.
Maggy was tevreden met haar anonimiteit en voelde zich onzichtbaar omdat ze niemand kende. Ze merkte al de belangstellende blikken die haar richting uitgingen niet op. Hier was eindelijk dat exotische schouwspel dat ze verwacht had. Dit was het leven waarover haar tekenleraar op school, Constantin Moreau, had gesproken. Zelf een mislukt kunstenaar, had hij de hoofden van zijn leerlingen volgestopt met verhalen over het culturele leven op Montparnasse, met niet helemaal juiste verslagen van feesten waarvoor hij nooit was uitgenodigd en vijandschappen waar hij nooit bij betrokken was geweest. Wat hem aan onderwijsgaven ontbrak, vergoedde hij met zijn hartstocht voor het artiestenleven nu hij daar zelf uit verbannen was; hij schilderde het Parijse kunstenaarsleven, waarvan hij vergeefs had getracht deel uit te maken, in zulke onstuimige kleuren af dat zijn verhalen bij vele leerlingen bleven hangen, vooral bij Maggy. Het was Moreau die Maggy had aangegeven welk doel ze moest nastreven, waar ze heen moest gaan, Moreau die van het bohémien leven in Montparnasse Maggy's levensdoel had gemaakt. Hij had haar verzekerd dat Renoir zelf haar zou hebben willen schilderen ook al was ze langer dan de meeste vrouwen. Met open mond keek ze verbaasd rond naar dit toneel van opzettelijke excentriciteit voor haar. Zo zou het er in de hemel uitzien, dacht ze. Hoorde ze er maar bij!
'Zo, kleintje, ben jij het nieuwe meisje? Mag ik je een drankje aanbieden?'
Maggy draaide zich verschrikt om. Ze had de vrouw aan het tafeltje naast het hare niet eens gezien; deze nam nauwlettend het opvallende oranje van haar haar op en de bijna even opvallende trekken van haar gezicht.