'Verdomme, dat ben ik! Met mijn grote neus!' Bernard brulde van het lachen. 'Nou moet je Henri tekenen; die heeft ook zo'n lelijke smoel!' Hij greep een oude boer beet, zette hem vlak voor Mistral neer en schoof de schilder nog een lottoformulier toe. Al gauw was Mistral door een groep mannen omringd die allen hun karikatuur getekend wilde hebben en die als schooljongens vochten om als volgende aan de beurt te zijn. Hij tekende hen allemaal met een gemak waar ze stomverbaasd over waren.
Dat was nog eens wat, zeiden ze tegen elkaar. Een tekening die je precies weergaf, zo precies dat het niemand anders kón zijn ... en dat deed die Mistral in zo'n korte tijd dat het wel toveren leek. Elk bekeek trots zijn konterfeitsel... hoe speelde die schilder het klaar? Zij die dicht bij het café woonden holden naar huis en kwamen met hun vrouw en kinderen terug die ook getekend moesten worden. Dit was nog leuker dan een spelletje belote, het klaverjassen waar ze dol op waren. Mistral versleet een paar potloodpunten met alle tekeningen, maar niets weerhield de knappe streken van de geoefende hand. Eindelijk was er niemand meer in Félice waarvan hij geen karikatuur had gemaakt en die niet zorgvuldig een lottoformulier mee naar huis had genomen om dat daar met veel vriendelijk en onvriendelijk commentaar nog eens te bekijken.
Het was laat, bijna zeven uur, voordat Mistral en Kate eindelijk uit Félice vertrokken en naar Villeneuve terugreden. Zijn hart was zo vol van alle dankbetuigingen dat hij niet wilde praten. Die karikaturen, gewoon een gezelschapsspelletje waarvan hij vergeten had dat hij het kon doen, die karikaturen hadden hem waarachtig het vermogen tot scheppen teruggegeven. Zijn vingers trilden van verlangen om weer een penseel vast te houden, zijn neus wilde weer de lucht van olieverf en terpentijn ruiken, hij zag allerlei beelden voor zijn geest die hij gewoon op een doek móest vastleggen. En dat allemaal alleen omdat hij zonder bijgedachten een potlood had opgepakt om een grapje te maken met die eenvoudige lieden op wie hij zo gesteld was geraakt. Ze hadden met zo'n onbedorven waardering gereageerd en de karikaturen waren direct van zijn hand in de hunne overgegaan. Hun waardering was de enige beloning die hij kon aanvaarden zonder zich van zijn werk afgesneden te voelen.
Voor het eerst kreeg Mistral dat heerlijke gevoel van triomf dat op de avond van de vernissage verre van hem was gebleven. Alle spieren, alle zenuwen en pezen in zijn lichaam leken herboren te zijn en meer dan ooit vervuld van kracht. Mistral kon zijn opwinding bijna niet bedwingen. Hoe kon hij in 's hemelsnaam tot morgenochtend wachten?
Na het eten ging Mistral die avond een eind alleen wandelen. Hij zat zo vol energie dat hij die onder een dak niet de baas kon blijven en zijn vreugde was de enige metgezel die hij bij zich wilde hebben terwijl hij langs de oevers van de Rhóne slenterde. Genietend voelde hij de frisse lucht op zijn huid, hoorde de bladeren van de bomen ritselen en het water van de rivier ruisen. Hij liep voort en ondertussen voelde hij heel duidelijk dat hij nooit meer uit de Provence moest weggaan; hij was verbaasd dat dit besef niet eerder bij hem was opgekomen.
Nóóit weer, nee, nooit weer wilde hij de eenzaamheid van de steden beleven. Nooit weer die mierenhoop van Montparnasse zien waar te veel mensen te veel talen in te veel cafés spraken, en te veel onzin uitsloegen over de regering, godsdienst en schilderstijlen. Nooit weer die koude Parijse winters met hun naargeestige regen die al het licht wegsloeg. Nooit weer een dag zonder dat hij de horizon kon zien.
Zelfs terwijl hij bij zichzelf alle redenen opsomde waarom hij niet meer terug wilde gaan, wist hij dat hij die niet nodig had. Zij waren slechts uiterlijkheden, de uitdrukking van een innerlijk gevoel dat hem stevig in de greep had. Hij moest de Provence niet verlaten, want hier kon hij werken. Het leek wel alsof hem iets openbaard was, alsof hij een visioen had gehad; het was sterker dan bijgeloof en helderder dan logica.
Tegen de morgen maakte hij Kate wakker.
'De vakantie is voorbij, Kate. Ik ga weer aan het werk.'
Kate keek opgelucht. 'Geef me een half uurtje; dan kleed ik me aan en pak zo gauw mogelijk onze spullen in.'
'Nee, haast je maar niet. Dat is onnodig. Blijf nog maar een tijdje als je wilt.'
'Maar je zei net dat je weer aan het werk wilde gaan. Waar heb je het eigenlijk over?'
'Ik blijf hier, Kate.'
'Wat?'
'Ja, hier. Madame Blé houdt het hele jaar haar pension open en dat lost al één probleem op. Verder zijn er in Villeneuve genoeg lege huizen te huur die als studio te gebruiken zijn. Zodra de zaak open is zal ik die oude Lefèbvre bellen en hem onmiddellijk alle voorraden laten opsturen die ik nodig heb; hij moet de rekening maar aan Avigdor geven. Doodgemakkelijk. Ik heb het allemaal al voor elkaar.'