Kate was een vrouw met een bijzonder krachtige wil, trots, slim en subtiel, maar haar zenuwen waren strak gespannen omdat ze steeds haar gevoelens moest verbergen. En daardoor lag ze nu te huilen naast dat fantastische lichaam van de man die sliep zonder een gedachte aan haar te besteden. Maar na haar huilbui bleef ze wakker liggen en ging de toestand precies na met die koude, ver in de toekomst ziende intelligentie die door geen vuur gedoofd kon worden.
Tot in het diepst van haar ziel wilde Kate nooit enige teleurstelling accepteren. Ze geloofde niet, en had dat nooit gedaan, dat er iets bestond dat ze niet kon krijgen als ze het werkelijk wilde hebben.
Gedurende de tweede week in de Provence besloot Mistral naar het westen, naar Nimes te rijden - die verrukkelijke stad die al sinds de dagen van keizer Hadrianus heel rustig aan het inslapen is. Daar wandelden hij en Kate in het park, beklommen de vele steile treden die uiteindelijk naar de fundamenten van de Tour Magne leidden, de ruïne van een Romeinse uitkijktoren waar vandaan een weids panorama was te bewonderen. Ze lagen op het gras, heerlijk moe, en keken naar de enkele burgers van Nimes die dat hoge, koele plekje hadden opgezocht vanwaar bijna tweeduizend jaar geleden Romeinse soldaten honderd kilometer ver hadden kunnen uitkijken. Na een lange stilte sprak Mistral.
'Ik zou er niet aan kunnen beginnen, zelfs niet in mijn dromen, om dit uitzicht te schilderen. Het is te alles omvattend, te groots, het geeft antwoord op elke vraag die ik zou willen stellen, het heeft geen behoefte aan de mens.'
'Heb je niets ... helemaal niets in de Provence gevonden dat je zou willen schilderen?' vroeg Kate omzichtig. Dit was de eerste keer dat hij over schilderen begon nadat ze Parijs de rug hadden toegekeerd. Ze had aan zijn onuitgesproken wensen om hierover te zwijgen voldaan.
'Nee,' zei hij. Nee, dacht hij, nee, ik heb niets willen schilderen, en dat is verschrikkelijk. Stel je voor, ik heb niets willen schilderen, nooit die behoefte gevoeld. Een dergelijke leegte heb ik nog nooit gekend. Dat jonge paartje daar op de bank die bijna elkaars handen aanraken; zij zien het uitzicht niet. Ze zijn er waarschijnlijk mee opgegroeid, vermoedelijk zijn ze als kind al jaren met hun moeder hier gekomen om te spelen. En vandaag hebben ze pas gemerkt dat de ander een ander is, een mysterie, het vreemdste van alle dingen, een ander menselijk wezen. Eens ... eens had ik hun elkaar bijna niet aanrakende handen kunnen schilderen, dergelijke handen tientallen keren, tientallen dozijnen keren kunnen schilderen en nooit helemaal kunnen uitdrukken wat ze me doen voelen, die vier handen die elkaar niet helemaal aanraken, die elkaar toch tarten, die elkaar uiteindelijk zullen aanraken, en misschien, wie weet? - de wereld zullen veranderen. Maar ik wil die handen niet schilderen, ik hoef ze niet te schilderen. En als ik geen schilder ben, waarom leef ik dan?
'Ik denk dat dit land te vaak geschilderd is,' waagde Kate te zeggen. 'Alles is zo... schilderachtig... dat het je niet meer interesseert?'
'Iets dergelijks, ja,' antwoordde Mistral kortaf. De vorige keer dat ik hier was deed ik geen pas buitenshuis zonder mijn schetsboek, dacht hij. Ik was wild van opwinding. Niets zag eruit alsof iemand anders het al eens gezien had, en zeker niet geschilderd had. De hele Provence riep naar me totdat ik dacht dat ik net zo gek zou worden als Van Gogh. Schilderachtig, wat een onzin. Je kunt het niet begrijpen, Kate, en ik kan het niet uitleggen. Schilderachtig is even goed als elke andere uitdrukking, maar waar het op neerkomt is dat ik mijn gave kwijt ben, kwijt, en zelfs de Provence heeft me die niet teruggegeven.
'Kom, Kate,' zei hij bruusk en stond op. 'Dat gras is nog vochtig.'
In de week daarop zette Mistral steeds vaker koers naar Félice, het dorpje dat tegen de noordflank van de Lubéron lag, ten oosten van Ménerbes en ten westen van Lacoste. Félice had een aantrekkingskracht voor hem waarvan hij steeds erger bezeten raakte naarmate de drang tot schilderen weigerde terug te keren: het jeu de boules.
In het enige cafeetje van het plaatsje kwamen alle mannen die konden lopen en in het dorp thuishoorden, elke middag en avond samen om een pastis te drinken. Nu, in de herfst, kwamen ook de boeren die gebruik maakten van de korte vrij rustige tijd nadat de oogst binnen was en voordat het jachtseizoen werd geopend. Na een paar rondjes slenterden de mannen naar een vlak beschaduwd stuk grond achter het café en speelden eindeloze spelletjes boules, een soort kegelen dat in het hele zuiden van Frankrijk gelijk staat met voetbal, fietsraces en biljart tezamen, een ingewikkeld spel waarvan de regels drie klein bedrukte bladzijden in beslag nemen.
Een van de boeren, een jonge man die Josèphe Bernard heette, had de tweede keer dat hij en Kate naar het café waren gekomen Mistral van top tot teen opgenomen.
'Speelt u boules?' had hij ten slotte gevraagd.