In een tijd waarin alle vrouwen hun haar hadden afgeknipt was dat van haar lang; het hing recht en glanzend naar beneden en had de donkeroranje kleur van abrikozenjam; haar wenkbrauwen waren zwaar en niet bijgewerkt en haar ogen stonden bijna iets te ver uit elkaar. Het waren oprechte ogen die wijd open stonden en schitterden, het wit was puur, de irissen geelgroen zoals Pernod voordat het met water verdund wordt. Maggy's lippen waren zo vol en goed getekend dat ze het middelpunt van haar gezicht vormden, een teken dat even duidelijk was als een uithangbord.
Terwijl Maggy Lunel spijtig op de laatste aardappels kauwde, zag ze eruit als een grote goudkleurige kat die een luchtje was gaan scheppen. Niets aan haar zelfverzekerde houding kon een voorbijganger haar leeftijd verraden, maar haar huid was zo teer en pril als die van een babyhandje en over haar goedgevormde rechte neus lag een vaag laagje sproeten.
Maggy veegde haar handen aan haar zakdoek af en keek eens om zich heen naar de Carrefour Vavin. Ze stond vlak bij de Boulevard Raspail. Aan de overkant van die brede straat begon de rue Delambre. Van de plek waar zij zich op het trottoir bevond, leek elke straat naar beneden af te lopen. Ze had het gevoel dat ze boven op een heuvel stond, midden op een grote lege plek, alsof dat de kruising van twee hoofdstraten in een grote stad was, zonder verdere straten eromheen. Ze had aan alle kanten uitzicht op de open lentehemel waar de toppen van de kastanjebomen tegen afstaken. Maar er zat niets rustigs in dat beeld. Het leek of de lucht vol energie zat en zelfs de duiven leken druk bezig. Het kwam Maggy voor dat de voorbijgangers bijna naar hun geheimzinnige bestemming toe holden.
O, dacht ze, wat zou ze graag Parijs tussen haar tanden verkruimelen, erop kauwen en kauwen totdat ze de stad helemaal bezat, deze ongeopende schatkist vol begeerlijke dingen. Ze ging eens op haar andere voet staan en was verlangend om te beginnen; ze tikte met haar keurige 'Louis'-schoen met hoge hak tegen het riempje dat aan een kant zat vastgeknoopt, bewoog haar hoofd om te proberen door de raampjes van de passerende taxi's naar binnen te kijken en was zo nieuwsgierig aan het rondneuzen dat ze niet merkte dat ze zelf het voorwerp van belangstelling van een steeds groter wordende groep mensen aan het worden was. Het was een merkwaardig gevarieerd groepje: jonge vrouwen in goedkope felgekleurde kleren; oude vrouwen met een schort voor en op pantoffels; rokende grootvaders en kleine kinderen die aan hun moeders hand trokken; jongens en meisjes die toch eigenlijk op school hadden moeten zitten - allen wachtten met een berustend geduld dat Maggy op een zenuwachtig veulen deed lijken dat bij een startpost aan de teugel stond te trekken.
Langzamerhand vormde zich een soort kring om haar heen en het gesprek verzandde terwijl men naar de vreemdelinge keek en elkaar met de elleboog aanstootte.
'Wacht u op iemand?' vroeg een mollige vrouw van een jaar of vijfendertig.
Maggy keek verbaasd op, zag de kring en glimlachte.
'Ik hoop het, mevrouw. Ik ben toch op de goede plek, hè?'
'Dat hangt ervan af.'
'De plaats waar modellen samenkomen? Hier wachten ze toch om werk als schildersmodel te krijgen?'
'Het is wel de plaats,' zei een jongen van twaalf jaar en keek haar vol intense belangstelling aan. 'Ik zit in het vak. Ik werd al geschilderd nog voordat ik geboren werd,' pochte hij. 'Maar mijn moe was toen in haar laatste maand.'
'Hou je mond toch, sufferd,' zei mijn moeder en duwde hem achter zich weg.
'U bent geen model,' zei ze beschuldigend tegen Maggy.
De foire aux modèles, de modellenbeurs, was een instelling die zo'n vijfenzeventig jaar geleden in Montmartre was begonnen toen beroepsmodellen rondom de fontein van de Place Pigalle bijeen kwamen om gehuurd te worden. Toen de artiesten naar Montparnasse trokken waren de modellen hen gevolgd en stonden nog steeds elke maandagmorgen op straat te wachten.
Generaties lang hadden hele gezinnen van dit beroep geleefd en Maggy's verschijning onder hen werd met grote tegenzin begroet zoals elke beroepsgroep tegenover amateurs staat.
'Als iemand mij wil betalen om me te schilderen, ben ik dan geen model?' vroeg Maggy.
'Je denkt zeker dat dat alles is dat het inhoudt, hè? Het is een heel zwaar baantje, jongedame.'
'Goed,' zei Maggy beslist, stak haar handen diep in de zakken van haar rok en bleef stijf en strak op haar nauwe nieuwe schoenen staan.
De modellen die vlak om haar heen hadden gestaan om het gesprek te horen en zo het trottoir versperden, deden nu plotseling een paar passen terug toen ze zich allen omdraaiden om naar een knap meisje te kijken. Het kind had een om haar kort geknipte haar sluitende jadegroene klokhoed op en aan beide kanten liep een man gearmd met haar. Toen ze Maggy zag bekeek ze haar scherp van top tot teen. Ze trok verbaasd haar wenkbrauwen op en haalde toen nonchalant haar schouders op. Zo hard dat iedereen het kon horen merkte ze op: 'Dat is dus het soort wilde dat tegenwoordig uit de provincie komt, hè? Die bonenstaak heeft blijkbaar nog nooit een schaar gezien. Zou ze wel eens van water en zeep hebben gehoord ... er hangt hier zo'n landluchtje!' Ze lachte minachtend, deed alsof ze het gegrinnik na haar commentaar niet hoorde en verdween de straat in.