Maggy had altijd geweten dat Kate een tegenstandster was. Nu zag ze dat de Amerikaanse wolvenogen had. Ze had die schilderijen niet gekocht omdat ze zo mooi vond, maar omdat ze ze haatte, omdat ze ze wilde laten verdwijnen. Mistral die ze tegen beter weten in had willen vertrouwen, omdat elke andere houding tegen haar liefhebbende aard inging, had zich tegen haar gekeerd met een onecht aandoende irritatie die gewoon een schandelijke leugen inhield.
Hier, in hetgeen het ogenblik van zijn triomf zou moeten zijn, leek het haar dat hij iets heimelijks deed, iets vernederends. Hij leek een wild dier dat gevangen, getemd en in een kooi gezet was. In Kate ontdekte Maggy een meedogenloosheid die ze nauwelijks kon bevatten. Daar stond ze, machteloos, zonder vriend in een arena waar geen zege mogelijk was, waar ze zich niet met eer uit kon terugtrekken. Ze had het gevoel alsof er ergens een noodzakelijke stop uit haar was getrokken. Als ze hem daar bleef staan aankijken zou ze van woede en pijn gaan huilen, en dat zou niets helpen.
Langzaam, rustig, sprak ze tegen Kate.
'Als u mijn portret zo graag wilt hebben, Mademoiselle, dat u bereid bent het te stelen, dan geef ik het u. Er bestaat geen prijs voor. Hang het ergens op waar u het altijd kunt zien, maar vergeet niet dat het nóóit helemaal van u zal zijn.' Ze wendde zich tot Mistral. 'Je hoeft het niet goed met me te maken, Julien; dat kan je niet. Je hebt het me cadeau gegeven, je bent van gedachten veranderd en nu heb je het teruggenomen. Dat is zo eenvoudig dat zelfs een kind als ik het kan begrijpen, zo'n handeling.'
'Verrek, Maggy, overdrijf niet zo ...'
'Vaarwel, Julien.' Ze knikte formeel tegen Avigdor en Kate, draaide zich om en liep de zaak uit, zo stijf alsof haar benen lange ijspegels waren geworden, maar ze hield haar hoofd hoog opgeheven op haar lange nek. Zoals Maggy daar koud en verontwaardigd wegschreed gingen de mensen voor haar opzij en keken haar na. Velen dachten dat zij toch niet hetzelfde meisje kon zijn dat als model voor die naakten had geposeerd. Dat model was een lachend, erotisch schepseltje, en zo jong en warm. Maar dit was een vrouw, onbereikbaar mooi, onaantastbaar, koninklijk, en boven alles: volwassen.
Zeven
Toen Perry Kilkullen zich eindelijk van Mistrals vernissage losrukte wist hij dat hij snel een taxi moest zoeken, want hij was achter op zijn schema. Het is hemelsbreed, en ook te voet, even ver van de kunstzaak van Avigdor naar het Ritz Hotel waar Kilkullen logeerde, of, de andere kant op, naar de Carrefour Vavin. Het hart van de kunstwereld en het middelpunt van de grandeur van de Rechteroever zijn beide een niet te lange wandeling van de rue du Seine verwijderd. Per taxi is het nog veel minder ver, maar Perry Kilkullen ontdekte dat hij niet de fysieke sprong wilde doen vanuit de heerlijke Parijse avond in het bedompte interieur van een van de vierkante, donkerrode taxi's. Die vroege oktoberschemering had iets dromerigs, een warmte die nog aan de zomer met al zijn geuren deed denken, vol beloften en het zou misdadig zijn om dat allemaal te missen.
Terwijl hij naar het Ritz terugwandelde om zich te verkleden voor een zakendiner bleef hieven op de Pont du Carrousel staan en keek neer op het prachtige Ile de la Cité, dat daar als een groot schip midden in de Seine lag en waarop zich de Notre Dame statig ten hemel verhief. Hij keerde de onsterfelijke kerk die hem plotseling aan zijn geloof herinnerde de rug toe en keek naar het westen in de gelige verte langs de slingerende rivier. Aan de linkeroever ervan stonden hoge, smalle, grijze gebouwen en rechts de wenkende blauwe schaduwen van de Jardins des Tuileries, een uitzicht waar hij meestal met alle aandacht naar keek om het toch vooral goed in zijn geheugen te prenten; het was een beeld dat hij als een van de mooiste van de beschaafde wereld beschouwde.
Maar vanavond zag hij alleen maar een meisje voor zijn ogen, een lang meisje dat wel een koningin leek met haar rode haar, een mond die eruitzag alsof hij voor hem alleen was geschapen, en een lichaam zo mooi dat hij dacht te sterven als hij het nooit zou kunnen aanraken. Hij was een en al verlangen en voelde zich gefolterd, maar zelfs in die stroom van gevoelens dacht hij aan Shelly's woorden 'het verlangen van de mot naar de ster' en lachte uit vreugde om een emotie die hij nooit eerder gekend had, een emotie waarvan hij altijd gedacht had dat dichters die met opzet zo beschreven om niet- dichters jaloers te maken.
Perry Kilkullen was met zijn tweeënveertig jaar een voorbeeld van de bloem van de Amerikaans-Ierse katholieke aristocratie. Hij was verwant aan de familie Mackay van de uitgebreide Comstock Ader-rijkdommen en was jong getrouwd met een lid van de grote, deftige McDonnell-clan, een sierlijk en intens gelovig jong meisje dat kon bewijzen dat haar tak van dat belangrijke geslacht regelrecht van de Lord of the Isles afstamde; ze sprak over de McDonnells uit de dertiende eeuw alsof het regelrechte neven en nichten van haar waren.