'Neemt u me niet kwalijk, mevrouw,' zei een mannenstem. 'Hebt u er iets op tegen als ik hier kom zitten?'
Fernanda keek op en zag een heel jonge man in een broek van stevig katoen en een kakihemd met open boord; hij droeg het alsof het een militair uniform was. Hij glimlachte niet, keek bijna streng, had stevige kaken en zijn brede schouders waren zo ver achteruitgetrokken, dat het leek alsof hij in de houding stond.
'Wacht eens even - jij bent Sam Emmett, hè?'
'Inderdaad, mevrouw. Ik dacht niet dat u mij zou herkennen.'
'Wat ben jij gegroeid! Kom, ga zitten, Sam. Hoe oud ben je nu eigenlijk? Ik weet het echt niet meer. Ik heb je moeder al zo lang niet meer gezien.'
'Ik ben bijna zeventien, mevrouw. Niemand kan dat geloven. Ik ben de laatste jaren dertig centimeter per jaar gegroeid, geloof ik, en ik heb u in driejaar niet meer gezien. Ik was toen nog maar een kind.'
'Inderdaad,' mompelde Fernanda. Sam Emmett, de zoon van een oude vriendin, was op zijn dertiende naar een militaire academie in het oosten gestuurd. Hij was een gedrongen kwajongen geweest met door zeewater gebleekt haar en sproeten over zijn hele, brutale gezicht. Hij was zo moeilijk geweest dat zijn ouders hem hadden weggestuurd, in een laatste poging nog iets van hem te maken.
'En, heb ik het nog tegen die verschrikkelijke Sam, de schrik van Laguna Beach?' vroeg Fernanda geamuseerd.
'Nee, mevrouw, ik ben anders geworden. Volgend jaar krijg ik het commando over het cadettenkorps,' antwoordde hij met zijn nieuwe mannenstem.
'Je moeder zal wel trots op je zijn.' Hij was zo'n tiener die ongemerkt ouder werd, dacht Fernanda.
'Ja, mevrouw. Dat zegt zij zelf ook.'
'Waarom zegje mevrouw tegen me, Sam? Ik ken je al jaren.'
'Zo hoort een dame te worden aangesproken, mevrouw,' zei Sam Emmett stijf en zat kaarsrecht.
'O, ja?' Fernanda lachte even. 'Dat is een hele geruststelling. Ik voel me veilig nu ik weet dat er nog jongemannen zijn die een dame herkennen als ze er een zien. Maar houd er alsjeblieft mee op. Noem me Fern, anders voel ik me tachtig.'
'U zou nooit oud kunnen zijn, mevrouw,' zei hij verlegen.
Fernanda nam hem van top tot teen op. Sam was minstens een meter tachtig. Door zijn snelle groei leek hij slungelig en zijn blonde haar was nog niet donker geworden, hoewel het zo kort geknipt was, dat het bijna een borstel leek. Hij was maar een paar maanden jonger dan haar zoon Matthew, maar toch was hij in de afgelopen driejaar meer man geworden; Matthew was nog in alle opzichten een tiener. Sams zware stem, zijn flinke gelaatstrekken, de vastbesloten mond, - alles maakte dat hij er anders uitzag dan jongelui van zijn leeftijd. Hij was wel een beetje verlegen, maar dat was te verwachten.
'Zijn je ouders hier ook, Sam?'
'Nee, ze zijn de stad uit, dus ben ik hier alleen heen gereden. Ik heb al bijna een jaar mijn rijbewijs,' zei hij en zijn trots was onder het laagje militaire stramheid duidelijk merkbaar.
'Luister eens, Sam, ik moet even naar de haciënda terug om een jasje te halen - het is hier zo vochtig. Kun jij me in een van de jeeps terugrijden - ik rijd hier niet graag 's avonds.'
'Natuurlijk, mevrouw.'
Fernanda ging hem voor naar de jeep die Jazz eerder had gebruikt en ze waren algauw terug bij de verlaten haciënda.
'Ik wacht hier buiten wel op u, mevrouw,' zei Sam Emmett.
'Och, Sam, kom toch binnen,' antwoordde Fernanda. 'Ik vind het niet zo leuk alleen een leeg huis binnen te gaan. Het is dom, maar ik ben altijd bang dat iemand zich daarbinnen kan hebben verstopt.'
Hij sprong uit de jeep, volgde haar naar de deur van haar kamer waar een lamp brandde en bleef buiten staan. Fernanda liep haar kamer in, maakte de kastdeur open en zocht erin naar haar jasje.
'Verdraaid, ik kan het niet vinden - Sam, kom eens hier en zoek even mee naar mijn rode jasje, wil je? Het is hier niet licht genoeg en je kunt het geloven of niet, maar ik ben kleurenblind.'
Zodra Sam druk bezig was met in de kast te zoeken, deed Fernanda snel en stilletjes de kamerdeur op slot. Ze pakte een handdoek uit de badkamer en gooide die op het bed. Toen liep ze weer naar de kast en raakte de elleboog van de jongen aan.
'Laat dat jasje maar, Sam. Ik heb het niet echt nodig.'
'Hm... wat zegt u?'
'Ik wilde bij al die mensen weg en met jou alleen zijn; had je dat niet door, Sam?'
'U meent het niet!' Hij bleef stilstaan, half in en half buiten de kast, te verbaasd om zich te bewegen.
'Ja, alleen, en hierom,' zei Fernanda, ging op haar tenen staan en sloeg haar armen om zijn hals. Haar roze tong speelde over haar naar voren gestoken bovenlip terwijl ze vol verwachting met haar vreemde, turkooiskleurige ogen naar hem opkeek. Een ondeugend lachje was op haar gezicht verschenen; ze genoot van het idee dat ze hem naar haar kamer had gelokt.
'Ik heb er geen ogenblik aan gedacht... dat u zou willen...' De cadet deinsde achteruit, nog steeds stram militair, maar er was een verschrikte uitdrukking in zijn ernstige, jonge ogen verschenen.