Home>>read Dazzle free online

Dazzle(31)

By:Judith Krantz


'Pap, waarom sta je hier zo te kijken?' zei Jazz die naast hem opdook.

'Ik sta aan vroeger te denken,' zei hij, zo geschrokken dat hij onmiddellijk precies zei wat er aan de hand was.

'Waaraan?'

'Anaheim rode wijn. Al die champagne, wodka en witte wijn die iedereen vanavond drinkt - weet je dat het enige spul dat iedereen hier vroeger dronk doodgewone rode wijn uit de wijngaarden van Anaheim was?'

'Disneyland rood?'

'Disney was nog niet eens geboren. En dames dronken niet, of hoogstens eens per jaar of zo.'

'Je bent aardig bezig oeroude herinneringen op te halen.'

'Vermoedelijk. Dat was iets dat je overgrootvader me heeft verteld.'

'Wil je met me dansen?' vroeg Jazz.

'Heel erg graag,' zei hij en leidde haar uit de schaduwen de dansvloer op.





Ik ben vanavond erg in mijn schik, dacht Jazz gelukzalig terwijl ze door de menigte liep nadat ze met haar vader had gedanst. Ze bleef hier en daar staan om mensen te begroeten, want er was geen gast die ze niet kende.

Ze had besloten een kostbare en op het oog eenvoudige japon te dragen die ze op een veiling had gekocht waar er fel om was gestreden; het waren allemaal fantastische, ouderwetse kleren geweest en ze had flink geboden, want ze wilde haar zin hebben. De japon was van madame Grès en afkomstig uit 1960, een lange jurk van witzijden chiffon in klassieke Griekse stijl, met één schouder bloot en over de andere was de stof heen gedrapeerd. Deze zogenaamde eenvoudige japon was een triomf van het meest elitaire haute-couturehuis en was zó fijn uitgewerkt, dat meters geplooide chiffon in een slanke zuil deinend om haar heen vielen wanneer zij zich bewoog of danste. Zelfs als ze stilstond was het alsof Jazz door een zacht briesje werd voortbewogen. Toch leek het voor oningewijden gewoon een avondjapon die geschikt was voor een groot feest.

Het was enigszins vochtig die avond, als zo vaak dicht bij de oceaan, en over haar schouders had Jazz een prachtig geborduurde zwarte Spaanse sjaal geworpen die haar overgrootmoeder, Amilia Moncada y Rivera, honderd jaar geleden had gedragen wanneer ze bij speciale gelegenheden op de Haciënda Valencia grote feesten gaf. Het was een felbegeerd erfstuk; geen van de drie zussen kon het als haar eigendom beschouwen, maar haar vader had hem haar voor vanavond geleend.

Ze had haar haar hoog op haar hoofd opgestoken en had geëxperimenteerd totdat ze vond dat ze er enigszins Spaans uitzag, waarbij een paar onzichtbare schildpadkammen goed hadden geholpen. Het enige dat ik nog nodig heb, is een roos tussen mijn tanden en drie wilde stierenvechters die zich aan mijn voeten werpen, hield Jazz zichzelf spottend voor. Toch genoot ze van het romantische effect dat ze teweegbracht; het leek zo volkomen in overeenstemming met de prettige sfeer van de avond; een sfeer die overal in de gouden door vuren verlichte kom van de Fiesta voelbaar was. Hij riep gedachten op aan een vorige eeuw, een sfeer die nog maar zelden in Orange County werd gevoeld, want daar herinnerden nog maar enkele sociale tradities aan tijden die verder terug lagen dan 1950.

Jazz ging bijna naar de rand van de kom waar minder mensen waren en keek peinzend rond. Was het maar mogelijk dit ogenblik op een foto vast te leggen, wenste Jazz even. Maar ze wist dat het onmogelijk was, want als zij op de foto stond kon ze hem niet nemen, en een heel groot deel van haar vreugde kwam voort uit het feit dat zij was wie ze was en wist dat ze zich in haar eigen geliefde thuis bevond en een japon aan had waarvan alleen zij de waarde kende, om nog maar niet te spreken van die geweldige familiesjaal. En ze droeg beide op een manier die geen andere vrouw daar haar had kunnen verbeteren - waarom zou ze zich op een avond als deze iets van valse bescheidenheid aantrekken ? Of waarom zou ze dat eigenlijk óóit moeten doen?

Jazz kon zich er niet van weerhouden het tafereel door een fotografisch oog te zien en improviseerde een zoeker door van haar duim en wijsvinger een cirkeltje te maken; daar keek ze doorheen en omlijstte op die manier het beeld voor haar. Impulsief liep ze achteruit naar de laatste rij lichten om haar focus te vergroten en deed drie snelle stappen naar achteren.

Maar ze botste ergens tegenop en wel zó hard, dat ze bijna struikelde. Ze was tegen iemand opgelopen die bezig was - nee, iemand die bezig geweest moest zijn - met het eten van een groot bord chili, besefte ze vol schrik. Ze bleef doodstil staan en voelde hoe een massa half vloeibaar eten een steeds groter wordende vlek op de rand van haar sjaal en de onderste helft van haar rok veroorzaakte, een vlek van warme, olieachtige tomatensaus met bonen en gehakt erdoorheen. Langzaam, heel, héél langzaam - alsof dat de schade kon beperken - draaide ze haar hoofd om en keek naar wie er achter haar stond.

'Nee, o, God, zeg dat dit niet mijn schuld is!' zei een mannenstem.

Ze keek op van de vreselijke toestand op haar rok en vestigde haar blikken op de man. De lomperd, de onhandige stomme idioot was een volkomen onbekende; hij had een vuurrode kleur gekregen. Het was een zware kerel met een donkerblauw gestreept pak aan en zwarte stadsschoenen; tussen al de andere mannen op het feest viel hij nog meer uit de toon dan wanneer hij als clown gekleed was geweest. Zou het ondamesachtig zijn hem een schop tussen zijn benen te verkopen?