Home>>read Dazzle free online

Dazzle(17)

By:Judith Krantz




In die tijd waren er veel andere rancho's tegen spotprijzen te koop geweest, maar Mike Kilkullen was verliefd geworden op het enige kind van Don Antonio, Juanita Isabella, die de rancho zou hebben geërfd als haar vader niet gedwongen was geweest te verkopen. Dona Juanita Isabella Valencia Kilkullen was de betovergrootmoeder van Jazz geweest en Jazz was naar haar genoemd al was haar vader de enige die haar ooit bij die naam noemde.

Plotseling werd Jazz opgewonden bij het idee zo dicht bij huis te zijn en ze sloeg even na Three Arch Bay van de hoofdweg af, regelrecht op de ranch aan; ongeduldig vervloekte ze de snelheidsgrens van 90 kilometer per uur. Algauw reed ze op de smalle binnenwegen die vroegere Kilkullens hadden aangelegd en onderhouden, maar de politie van Orange County liet zich niet door geschiedenis onder de indruk brengen, hield ze zich voor. Uiteraard peinsde ze er niet over afstand te doen van haar oude, mooie wagen, maar door zijn uiterlijk trok deze toch steeds weer de onwelkome aandacht van de vertegenwoordigers van het openbare gezag.

Jazz hield zich langs de streng afgezette stukken land aan de voorgeschreven snelheid totdat ze de enorme open poort binnenreed die de hoofdtoegang tot de ranch vormde. Daar, over een afstand van nog acht kilometer, kon ze nog net even haar hart ophalen in een uitbarsting van snelheid. Toen ze in de buurt van de haciënda kwam reed ze door een laan, afgezet met twee rijen wijd uit elkaar geplante oude Moreton Bay-vijgebomen die uit Nieuw-Zeeland waren geïmporteerd. Er stonden in elke rij tien bomen en deze waren zó geweldig groot, dat het leek of ze uit de prehistorie stamden; het waren donkergroene bomen met elk een doorsnee van ruim tien meter die boven haar hoofd een boog vormden. Ze hadden zoveel gebladerte en takken, dat ze elkaar aanraakten en zo een boog vormden die naar het plein voor de hoofdingang van het huis leidde.

Hoewel de ranch nu al honderdentwintig jaar het tehuis van de Kilkullens was, werd de haciënda - een van de grootste en best bewaard gebleven exemplaren van alle zo kenmerkende Californische adobe-bouwwerken - nog steeds de Haciënda Valencia genoemd en had hij nog steeds zijn oorspronkelijke Spaanse karakter. Het lage gebouw met vijfendertig kamers was opgetrokken uit witgepleisterde adobe, een soort in de zon gedroogde baksteen, en had een lange voorgevel die heel eenvoudig was uitgevoerd, maar er toch aantrekkelijk uitzag. Vanuit het middengebouw strekten zich twee vleugels uit naar achteren die werden gescheiden door een grote patio met een in het midden aangelegde fontein. Het hele gebouw had een dak van oude, verweerde, rode dakpannen, en alle grootste kamers gaven toegang tot een brede, overdekte veranda waarachter de patio met zijn bloembedden een steeds wisselend patroon van zon en schaduw bood. De haciënda was altijd meer een landhuis geweest, was dat eigenlijk nog steeds, een casa grande in plaats van een ranchhuis.

De haciënda lag te midden van vier hectare beroemde tuinen die oorspronkelijk door de vrouwen van de Valencia's waren aangelegd; later waren ze uitgebreid en verfraaid door de Kilkullen-vrouwen van wie de eerste twee ook van ranches afkomstig waren. Deze oase werd beschermd door dichte boomaanplantingen zodat er niets te zien was van de stallen en werkgebouwen die verderop lagen. De werkranch scheen op een andere planeet te liggen dan op het groene eiland waar met cipressen omzoomde slingerpaden naar een tiental verschillende en verborgen tuinen leidden; een eigen wereld waar vele onverwachte fonteinen spoten, omringd door watervallen van geraniums die zo weelderig bloeiden, dat ze bijna hun antieke terracotta urnen verborgen.

Jazz parkeerde haar auto voor de haciënda en holde naar binnen; verrukt rook en voelde ze de bekende koele lucht hier, zelfs terwijl buiten de Californische septemberhitte heerste. Deze koelte had niets onvriendelijks of vochtigs, maar werd veroorzaakt door de ruim een halve meter dikke adobe-stenen wanden en er hing een heerlijk aroma. Het leek of je nog steeds de houtvuren kon ruiken die hier door de eeuwen heen hadden gebrand. Het was een subtiele, scherpe geur die onmogelijk precies te definiëren was, maar ze had die nog nooit ergens anders geroken. Hij steeg op uit de enorme Spaanse kisten, de zware gebeeldhouwde sofa's en stoelen met hoge ruggen, de mahoniehouten kasten waarvan sommige nog bedekt waren met het oorspronkelijke leer dat naar de Valencia's was gezonden met schepen die nog om Kaap Hoorn hadden gevaren. Perzische tapijten die vroeger vloeren van aangestampte aarde hadden bedekt, in het begin van het bestaan van de haciënda, lagen nu op betegelde en houten vloeren. Elke generatie had zijn eigen meubels en kunst aan de haciënda toegevoegd, maar niets had ooit het typisch Spaans-koloniale karakter veranderd, een landelijk en solide basis die eerder mannelijk dan vrouwelijk aandeed.

Zoals zo vaak gebeurde als Jazz de haciënda na langere tijd weer betrad, werd ze herinnerd aan avonden uit haar jeugd wanneer zij warm in een donkerbruine leren stoel in de muziekkamer lag ingestopt, naar de vlammen van het vuur keek die in de balken van het plafond weerkaatst werden, terwijl haar beide ouders luisterden naar grammofoonplaten van de Beatles. Jazz vroeg zich af hoeveel mensen even tranen in de ogen kregen van rook van hout en bij de herinnering aan de melodie van Strawberry Fields Forever. Snel zette ze de gedachte van zich af en liep naar de keuken waar ze haar vriendin, het keukenmeisje Susie Dominguez, aantrof.