Ze bestelde nog een ijsthee en bereidde zich erop voor langer op Gabe te moeten wachten. Ze had een half uur later kunnen komen; dan was ze ook op tijd geweest, maar ze wilde even rustig kunnen nadenken over dat merkwaardige optreden van Jazz eerder op de dag.
Het was blijkbaar een persoonlijke kwestie en als Gabe kwam, zou ze hoe dan ook de waarheid uit hem persen. Maar haar eigen keus was duidelijk, ze wilde Jazz niet kwijt. Gabe kon met zijn werk onmogelijk genoeg verdienen om voor haar het derde deel van het inkomen van Jazz te vervangen, vooral gezien haar onbegrensde toekomstmogelijkheden.
Een fotojournalist leidde een echt zwervend bestaan. Er was maar één telefoontje voor nodig om hem meteen naar een plek op de wereld te laten vertrekken waar nieuws was. Soms boften ze en maakten ze een opname die in de meest kranten en tijdschriften ter wereld werd afgedrukt. Dat werd dan een klassiek voorbeeld van fotojournalistiek. Dat kon inderdaad een goudmijn voor de fotograaf en zijn vertegenwoordiger betekenen, maar het was een gok. Zelfs voor iemand die zo bekend was als Gabe.
Hij moest nu veertig zijn, bepeinsde Phoebe. Toen hij negentien jaar geleden voor het eerst naar Vietnam ging om foto's van de oorlog te maken, was hij nog een jochie. Hij was pas eenentwintig toen hij iets bereikte, zoals elke leerling van elke foto-opleiding wist, en toch had zijn naam de volgende twee jaren op de meest indrukwekkende foto's van Vietnam gestaan. Veel vaker dan die van een heel leger fotojournalisten die daar al alles hadden meegemaakt. Daarna was zijn reputatie gevestigd en was hij over de wereld gaan zwerven: de treinkaping bij Wijste in Nederland, Iran, Polen, Israël, Nicaragua - ze werd al moe als ze er alleen maar aan dacht, maar zo waren hij en zijn soort nu eenmaal: altijd op pad. Ze waren niet gelukkig als ze niet ergens heen op weg waren.
Gabe had er een merkwaardig gevoel voor de goede locatie te vinden; de camera klaar, precies op die plek te zijn om een onverwachte opname te kunnen maken: de ontploffing van de Challenger, de ellende vlak na de massazelfmoord in Jonestown, de val van Saigon. Hij kon zichzelf overal naar binnen praten, hij sprong met zijn parachute uit allerlei vliegtuigen, en geen opdracht was te veeleisend voor hem. En hij had vooral de gave zich onzichtbaar te maken, die merkwaardige eigenschap die alle grote fotojournalisten moeten hebben om op een paar pas afstand van hun onderwerp te staan als ze hun opname maken en toch zó, dat de gefotografeerde niet merkt dat hij wordt vereeuwigd. Hij was precies zoals die legendarische Italiaanse fotograaf die er aldoor weer in was geslaagd de onontdekte zevende man te zijn in de officiële zes man tellende fotoploeg van het Witte Huis, de enige die niet had beloofd zijn opnamen met honderden andere fotografen te delen.
'Liefste Phoebe, gauw een kus.' Tony Gabriel zat plotseling op het bankje naast Phoebe, terwijl ze - en dat wist ze zeker - haar ogen geen ogenblik van de deur van het restaurant had afgewend.
Hij kuste haar twee keer op de lippen, heel weloverwogen en attent, en hield haar toen een eindje van zich af om haar eens goed te bekijken.
'Een jeugdige lentebloem, verrekt kreng dat je bent. Kan ik vannacht bij jou in je lijkkist slapen?'
'Gabe. Toe nou.' Phoebe hoorde hoe ze als een tiener begon te giechelen. Als ze dat had gekund, was ze gaan blozen.
Tony Gabriel was niets veranderd sinds ze hem de laatste keer, nu minstens twee jaar geleden, had gezien. Nog altijd even verkreukeld, dezelfde zorgeloze avonturier, met een verweerde huid en met zakken die uitpuilden van god-weet-wat-voor papieren - vast niet zijn paspoort. Zijn donkere haar viel in losse lokken over zijn voorhoofd, hij had strijdlustige donkere ogen en een grote neus waarvandaan twee diepe lijnen in zijn wangen omlaagliepen tot aan zijn lippen, lippen die honderden vrouwen gek hadden gemaakt. Maar dat maakte hem nog geen misdadiger.
'Wat heb je daar voor troep in je glas?' vroeg hij.
'IJsthee.'
'Je bent ziek, arm, mooi, meelijwekkend kind. Ik zal je gauw naar bed brengen, dan voel je je straks weer beter. Helemaal beter, dat beloof ik je. Vertrouw me maar, zoals jullie tegenwoordig tegen elkaar zeggen. Ober, een scotch, zonder ijs of soda, een dubbele, het maakt niet uit wat voor merk. Wat is hier lekker, Phoebe? Ik verga van de honger.'
'De meeste mensen bestellen hier een soort gehakt. Daar staan ze hier om bekend.'
'Echt Hollywood, dat kun je wel merken. De moeders van de meeste mensen die hier wonen, hebben hun vroeger gehakt te eten gegeven omdat ze arm waren. Ze zijn het huis uitgegaan om dat eeuwige gehakt, ze hebben miljoenen verdiend om die herinnering aan dat gehakt maar kwijt te raken, en nou komen ze erom terug. Ik neem biefstuk. Groot en heel rauw. Wat is er allemaal gebeurd? Is het voor elkaar?'
'Nee. Wat heb jij Jazz Kilkullen ooit aangedaan? Ze heeft geen mooie herinnering aan je, beste vriend. Ze wil niet dat ik jou vertegenwoordig en zélfs niet dat ik je een beetje ruimte bij ons verhuur.'