Ik vraag me af wat ze zien, dacht hij. Naar hun ogen te oordelen zou je denken dat ze iets zien wat hen ongerust maakt. Geen angst, geen verwondering, maar onrust.
Eindelijk was alles voorbij. Wickberg liep handenwrijvend rond. Zijn kousen puilden uit van het geld.
'Dit gaat goed', zei hij. 'Morgen in Strangnas moeten we misschien verlengen en twee dagen blijven.'
'Maar geen slangen', zei Vader en sloot de kist.
'In ieder geval geen grote', antwoordde Wickberg en verdween door de deur.
Vader knikte tegen Daniël.
'Vannacht slapen we in een hotel', zei hij. 'En nu is het tijd voor de warme maaltijd.'
Op hetzelfde ogenblik ging de deur achter in de zaal open en kwam er een vrouw binnen. Ze was in het zwart gekleed maar droeg een rode sluier rond haar hoed.
Toen Daniël haar gezicht zag wist hij meteen dat er iets belangrijks te gebeuren stond.
Maar wat, dat kon hij nog niet zeggen.
Op een keer had Be, die van spelletjes hield, een stuk koedoehuid op haar hoofd gelegd en met een rood bandje rond haar gezicht gebonden zodat het niet zou afwaaien. Toen Daniël de in het zwart geklede vrouw over het middenpad tussen de rode pluchen stoelen zag aankomen, dacht hij dat ze door Be gezonden was. De avond tevoren had Kiko in het duister gezeten. Hij moet het aan Be verteld hebben en nu kwam zij, niet zelf, maar ze had iemand in haar plaats gestuurd. De vrouw was jong, jonger dan Vader en Be en Kiko. Hij wist zeker dat ze zelf nog geen kinderen had. Ze glimlachte terwijl ze naar hem keek. Vader had zijn borst vooruitgestoken en knakte zijn vingers. Hij was net als Kiko, dacht Daniël. Kwam er een mooie vrouw op zijn pad, dan spande hij zijn beenspieren en streek over zijn neus. Be moest altijd om hem lachen. Soms beet ze in zijn arm. Dan kleurde Kiko en zei dat de vrouw die voorbijgelopen was weliswaar mooi was, maar zijn begeerte absoluut niet had gewekt.
Vader was hetzelfde. Er gebeurde iets met hem toen de vrouw met de rode sluier naar het podium toe liep.
'Ik hoop niet dat ik stoor', zei de vrouw. 'Ik heb uw voorstelling bijgewoond, of moet ik het voordracht noemen? Wat ik gehoord heb beviel me. En wat ik gezien heb.'
'Insecten zijn onderschatte wezens', antwoordde Vader. 'Ze kunnen ons veel over het bestaan leren. Niet alleen over de nijverheid van bijen of de kracht van mieren. Er zijn sprinkhanen die grote list aan de dag leggen. En een soort vliesvleugeligen heeft het bijzondere vermogen om zich in een steen te veranderen.'
'En de jongen', zei de vrouw en keek naar Daniël. 'Hij riep veel vragen bij me op.'
Vader trok zijn das recht.
'Mijn naam is Hans Bengler', zei hij. 'Zoals bij aanvang van de voordracht al werd meegedeeld. Met wie heb ik de eer?'
'Ina Myrén. Ik ben correspondent voor een krant in de hoofdstad.'
'Uitstekend', zei Vader. 'Ik hoop dat u een goede indruk hebt gekregen?'
'Eigenlijk zou ik graag iets meer horen over uw reis', zei de vrouw. 'Over hoe u de jongen in de woestijn hebt ontmoet. Ik had het gevoel dat uw verhaal in erg kort bestek werd verteld.'
'Volkomen juist', antwoordde Vader. 'Maar de aandacht van de mensen verslapt zo gauw. Je moet hun aandacht voortdurend vast zien te houden. Niet te langdradig worden.'
'Dat zouden dominees ook eens moeten leren.'
Vader lachte. Daniël vond het een vleierig lachje.
'Het is ongebruikelijk een vrouwelijke correspondent te ontmoeten', zei hij. 'Vroeger waren het altijd mannen. Er is dus toch iets veranderd.'
'Vrouwen zoeken posities in de maatschappij', zei ze. 'Een oud, vermolmd bolwerk is bezig te bezwijken. De mannen verschansen zich, met uitzondering van de onverschrokkenen en jongeren, maar we geven niet op.'
'Ik begrijp dat mevrouw Myrén tot de radicalen behoort?'
'Niet mevrouw, mejuffrouw.'
'Mamzei Myrén dus.'
'Ook niet mamzel. Dat is Frans en zou in dit land niet gebruikt moeten worden. Ik ben een mejuffrouw, ongehuwd dus. En ik voorzie in mijn eigen onderhoud.'
'Wordt een correspondent zo goed betaald?'
'Ik ben ook hoedenmaakster met zeven werkneemsters.'
'Hier in Mariefred? Is dat lonend?'
'We naaien op bestelling voor handelshuizen in Stockholm. We leveren hoeden aan de hofhouding. Dat heeft ons vooraanstaande klanten opgeleverd.'
Het viel Daniël op dat ze bepaalde woorden met grote nadruk uitsprak, alsof ze niet hield van waar ze over sprak. 'Hofhouding' klonk in zijn oren bijna als wanneer Vader 'satan' zei.
'Mejuffrouw Myrén wil dus een reportage maken? Ik sta uiteraard tot uw dienst.'
'Ik wil ook graag met de jongen spreken. Ik heb begrepen dat hij de taal geleerd heeft. Hetgeen mij verbaast.'
'Hij spreekt nog weinig. Maar ik kan natuurlijk zijn verhaal vertellen. Mag ik voorstellen dat mejuffrouw Myrén ons vergezelt tijdens de maaltijd die op ons wacht in de herberg?'
'Dat is ongepast. Het kan verkeerd opgevat worden.'