Hake bonkte met de stok op de vloer.
'Al die verontschuldigingen', zei hij geërgerd. 'Ik heb mijn hele leven tussen de verontschuldigingen doorgebracht. Ik kan ze niet uitstaan. De jongen had natuurlijk vastgebonden moeten zijn.'
Hake bleef Daniël aanstaren.
'Wat gaat er in zijn hoofd om?' vroeg hij.
'Moeilijk te zeggen', antwoordde Vader.
'Hij vraagt zich natuurlijk af waarom hij in vredesnaam hier is en zo vertoond wordt', zei de man met de grote handen, die tot dusver gezwegen had.
Hake richtte zich tot hem.
'Als ik zou willen, kan ik deze uitspraak als rebellie opvatten.'
De man leek zich te willen terugtrekken maar bleef staan.
'Een van mijn oudere smeden', verduidelijkte Hake voor Vader. 'Nils Hansson. Erg bekwaam. Heeft onder andere de nieuwe hekken op Drottningholm gemaakt. Daarom vertegenwoordigt hij hier de arbeiders.'
'Ik vroeg me al af of het wel een arbeidersvereniging was', zei Vader. 'De zaal zat vol met luitenants en jachtopzieners.'
'Het is niet van belang waar we over praten', zei Hake. 'Het is van belang waar we niet over praten. We manen tot rust in dit land. Geen politieke preken, geen opstandigheid. Daarvoor zijn insecten zeer geschikt. Om de situatie van de arbeiders te verbeteren moeten de betrekkingen tussen de verschillende groepen in de samenleving verdiept worden. Niet veranderd.'
'Had je gedacht', zei de smid.
Hake scheen het niet gehoord te hebben. Of hij verkoos niet te reageren. Hij richtte zich nu tot de man met de hoed, die nog meer leek te krimpen.
'De insecten waren uitstekend', zei Hake. 'Fascinerend kruipend gedierte aanschouwen en erover horen kan nuttig zijn. Maar de jongen had vastgebonden moeten zijn.' 'Uiteraard', zei de man, die nu zo ver gekrompen was als mogelijk zonder helemaal te verdwijnen.
'Mij was een vergoeding toegezegd', zei Vader.
'Dat verzorgt de secretaris.'
'Maar die is ervandoor.'
Hake keek misnoegd naar de gekrompen man.
'Is de heer Wiberg verdwenen ?'
'Hij heeft zelf als een van de eersten het veld geruimd. Hij heeft bij tijd en wijle last van zwakke zenuwen.'
'Dan moet hij bij de volgende bijeenkomst vervangen worden', zei Hake resoluut. 'Een arbeidersvereniging moet het goede voorbeeld geven. Of niet soms?'
Dat laatste was tegen de smid gericht, die Daniël probeerde op te monteren met een glimlach.
'Vanzelfsprekend', antwoordde Hansson. 'Maar als ik zwart was geweest net als deze jongen, was ik me ook kapot geschrokken en naar de uitgang gerend.'
'We hebben het over de secretaris.'
'Dat weet ik. Maar je kunt op meer dan één ding tegelijk antwoord geven.'
Hake liet zich vermurwen en haalde een paar biljetten te voorschijn, die hij aan Vader gaf.
'De conjunctuur is zwak op dit moment', zei hij vermanend. 'Er is te weinig oorlog in de wereld. Van meer kan geen sprake zijn. Bovendien moeten de psalmboeken betaald worden.'
Hij draaide op zijn hakken en vertrok. De smid bleef nog even staan.
'Hoe kun je in godsnaam een mens vertonen als in een menagerie?' zei hij. 'Insecten kun je opprikken. Maar mensen? Nee, godbetert.'
Voor hij wegliep legde hij een van zijn grote handen op Daniëls hoofd. Hake had het zaaltje al verlaten. De man met de hoed kreeg nu zijn oorspronkelijke lengte weer terug.
'Zo, dat is opgelost', zei hij tevreden. 'Ik heb hier trouwens nog een visitekaartje. Van een van de aanwezigen vanavond. Hij zal morgen contact met u opnemen. Hij wil u een voorstel doen.' 'Een voorstel voor wat?'
'Zaken. Wat anders?'
Vader stopte het visitekaartje in zijn zak. De bankbiljetten hadden hem een beter humeur bezorgd. Hij pakte de koffer met de insecten en liep naar de uitgang. Daniël volgde hem. Ze liepen de donkere stad in. Daniël verlangde naar het water. In het duister van de nacht meende hij af en toe een glimp van Kiko op te vangen. Maar het waren slechts hurkende en vermoeide mensen die nog nooit een antilope hadden gezien.
De volgende ochtend vroeg, toen Vader bezig was zich te scheren en Daniël voor het raam naar buiten zat te kijken, werd er op de deur geklopt. Vader maakte Daniël met een hoofdknikje duidelijk dat hij open moest doen. Een enorm dikke man met korte benen kwam de kamer binnen. Hij droeg een rode overjas en was blootshoofds. Over zijn schoenen droeg hij slobkousen in verschillende kleuren. Hoewel hij dik en opgezwollen was bewoog hij zich heel licht. Zijn gezicht was kinderlijk, miste persoonlijkheid.
'Meneer Bengler heeft gisteravond mijn visitekaartje ontvangen?'
Vader had het scheerschuim weggeveegd en pakte het visitekaartje, dat naast de waskom lag.
'August Wickberg, presentator', las hij.
De dikke man had zichzelf al uitgenodigd om te gaan zitten en zijn stevige achterwerk in de enige beklede stoel gevlijd.
'Ik hoop niet dat ik te vroeg ben?'
'Als je arm bent kun je je niet permitteren lang te slapen.'