Home>>read Daniel, Zoon Van De Wind free online

Daniel, Zoon Van De Wind(39)

By:Henning Mankell




De tweede nacht die ze in de stad doorbrachten dronk Vader weer zo'n fles die de grond onder zijn voeten veranderde in een scheepsdek. Hij ging met zijn kleren aan op bed liggen slapen en vergat bovendien de deur op slot te doen en de sleutel in zijn zak te stoppen.



Daniël wachtte tot het donker was. Toen sloop hij de deur uit, de krakende trap af de straat op. Het regende. Hij liep blootsvoets, ook al was de grond koud aan zijn voeten. Hij snelde door het duister naar het water. Bij de burcht brandde een vuur en in een huis hoorde hij een man afwisselend schreeuwen en zingen. Hij klonk precies als Andersson, en Daniël bedacht dat het misschien iemand was die hem kende, omdat hun stemmen zo op elkaar leken.



Hij bleef lange tijd aan de oever staan. Toen tilde hij zijn ene voet op en zette deze voorzichtig op de waterspiegel. Het hield. Maar toen hij zijn gewicht naar zijn andere been verplaatste trapte hij door het water heen. Zijn wilskracht was nog niet voldoende om hem zo licht te maken dat het water hem droeg. Het was nog te vroeg. Hij haastte zich terug naar het huis waar ze logeerden. Hij was bang dat Vader wakker was geworden en had gemerkt dat hij weg was. Maar toen hij voorzichtig, zonder kloppen, de deur opende lag Vader zwaar te snurken in bed. Daniël kleedde zich uit, veegde zijn voeten schoon en kroop tussen de klamme lakens.



Twee dagen later verkochten ze het paard aan een heel dikke man die aan één hand drie vingers miste. Vader legde Daniël uit dat een vals paard ooit zijn vingers had afgebeten. Sindsdien stond de man erom bekend paarden te kwellen. Maar aangezien hij meer betaalde dan wie ook zouden ze het paard aan hem verkopen.



'Kwellen? Wat betekent dat?' vroeg Daniël.

Het was een nieuw woord dat hij niet eerder gehoord had.



'Zoals Andersson', antwoordde Vader. 'Die man die jou in een kist hield. Weet je dat nog?'

Daniël probeerde te begrijpen wat de overeenkomst was tussen de man die het paard kocht en de man die hem in een kist hield. Hij dacht dat hij ernaar moest vragen. Maar Vader wilde misschien geen antwoord geven.



Hij zou het paard missen. Het liefst had hij het met zich meegenomen wanneer hij op een goede dag geleerd had op het water te lopen. Mensen konden dieren temmen. Misschien kon je ook een paard leren over de waterspiegel te lopen zonder dat die brak?



De volgende dag gingen ze aan boord van een kleine, zwartge- teerde schuit. De wagen hadden ze niet kunnen verkopen. Die stond verlaten op de kade. Het scheepsruim was gevuld met gedroogde vis en er was ook een grote viskaar met levende paling. Vader had zorgvuldig toezicht gehouden op het inladen van de kisten met de insectenvitrines. Hij schreeuwde tegen de bemanning voorzichtig te zijn. In Daniels hoofd veranderden ze met hun kapotte broeken en beklompte voeten in ossendrijvers in de woestijn. Die moesten zeulen en beulen met alles wat de blanken nodig hadden voor hun expedities.



Een keer, en dat was een van zijn vroegste herinneringen, waren Kiko en Be en de anderen een expeditie van blanke mannen tegengekomen die hun kamp voor de nacht onder aan de Berg van de Zebra's hadden opgeslagen. Hij was zo klein geweest dat Be hem nog op haar rug droeg wanneer hij niet meer kon. Maar hij herinnerde zich nog heel duidelijk hoe de blanke mannen hun tenten in de woestijn hadden opgezet. Tussen de tenten stonden tafels met witte kleden. Kiko, die toen de leider van de groep was, had besloten dat ze zich voorzichtig zouden terugtrekken. Het gebeurde soms dat de blanke mannen die door de woestijn reisden plotseling begonnen te schieten alsof ze een kudde dieren hadden ontdekt in plaats van een groep mensen.

De dragers hadden bij hun eigen vuren gezeten. Wanneer de blanken hen riepen kwamen ze meteen aanrennen. Ze vertoonden een onderdanige haast, iedere beweging drukte angst uit. Hoewel Daniël nog klein was, had hij dat toch begrepen. Toen hij de zeelui bezig zag en Vaders gebrul hoorde meende hij dit gedrag te herkennen. Her verbaasde hem zeer. Zelfs in dit land waren er dus mensen met angst in hun lijf.

De kapitein van het schip droeg geen uniform. Hij had een sjaal om zijn hoofd geknoopt omdat hij kiespijn had. Hij hield voortdurend een flesje in zijn hand, of droeg het aan een touw om zijn nek. Daniël had begrepen dat hij er eerst niets voor had gevoeld om hem mee te nemen. Vader had de dubbele prijs voor hem moeten betalen en naderhand had hij boos uitgelegd dat de kapitein bijgelovig was, in bovennatuurlijk kwaad geloofde en dacht dat ze zouden zinken wanneer hij een wezen aan boord nam dat op een zwarte kat leek. Uiteindelijk was hij gezwicht en ze hadden een kleine hut op het achterschip gekregen, waar het naar rotte vis stonk. Vader had alle matrassen en dekens naar buiten gegooid, omdat ze onder de luis zaten.



'We kunnen beter in onze kleren slapen', had hij gezegd. 'Anders worden we leeggezogen en hebben we bloedgebrek tegen de tijd dat we aankomen.'