Home>>read Daniel, Zoon Van De Wind free online

Daniel, Zoon Van De Wind(27)

By:Henning Mankell




Bengler erheen om hem dicht te doen. Vervolgens stopte hij een zakdoek in het sleutelgat en keerde terug naar de divan. Om Herrnander niet te veel te vermoeien vatte Bengler zijn reis in zo weinig mogelijk woorden samen. Herrnander keek al die tijd naar Daniels gezicht.



Hoe zou hij Herrnander ervan kunnen overtuigen dat het op zijn plaats was hem een kleine lening te verstrekken, zodat hij een begin kon maken met het vertonen van zijn insecten vondsten? Hij was van plan een geleerd artikel te schrijven, dat hij zou opdragen aan zijn mentor en docent. Maar om dat te kunnen verwezenlijken had hij een kleine lening nodig. Een lening die bovendien beschouwd kon worden als een investering in de voortgang van de wetenschap. Hij zou de lening natuurlijk terugbetalen. Er moest een stuk worden opgemaakt, ondertekend in het bijzijn van getuigen. Alles zou er correct aan toe gaan. Hij had die lening nodig! En dan was er nog de jongen over wie hij zich ontfermd had. Daniël was zijn hoofdnummer. Hij had een mens bij zich uit een afgelegen gebied. Een mens waar hij verantwoordelijk voor was, een beroemdheid om te laten zien.



Toen Bengler uitgesproken was, viel er een lange stilte. Hij vroeg zich plotseling af of Herrnander begrepen had wat hij zei. Voorzichtig herhaalde hij de woorden: lening. Geen groot bedrag. Voor de wetenschap en de jongen.



Herrnanders ene hand viel naast de divan naar beneden. Bengler dacht dat het een teken van grote vermoeidheid was. Maar toen zag hij dat het trok in een vinger. Herrnander wees op een leren portefeuille. Bengler raapte hem op. Met eindeloos langzame bewegingen opende Herrnander hem en pakte er een stapeltje bankbiljetten uit. Toen Bengler vroeg of het voor hem was, knikte hij. Bengler begon weer over het belang van schriftelijke afspraken en handtekeningen. Maar toen stootte Herrnander tegen de portefeuille, zodat deze op de grond viel. Bengler had zijn irritatie opgemerkt. Hij wilde geen opgestelde en ondertekende stukken. Naast zijn kussen lag zijn leitje. Hij trok het naar zich toe en krabbeldelangzaam een woord.Waarom.Verder niets. Geen vraagteken, alleen dat ene woord,waarom.Bengler wist direct dat de vraag niet het geld betrof. Datwaaromsloeg op Daniël. Bengler vertelde kort wat er gebeurd was voordat hij Daniël ineen kist bij Andersson had aangetroffen. Maar Herrnander bewoog onrustig met zijn hoofd. Zijn waarom was nog steeds onbeantwoord.



Hij vraagt zich af waarom ik hem heb meegenomen, dacht Bengler. Een andere verklaring is er niet. Hij vertelde over de noodzaak erbarmen te tonen, de eenvoudige christelijke boodschap om een medemens in moeilijkheden niet af te stoten. Maar deze woorden leken Herrnander nog meer te irriteren. Bengler verliet direct de christelijke argumentatie en stapte over op de wetenschappelijke. Hij zou een studie van Daniël maken en tegelijkertijd de verschillende reacties van de Zweden op de ontmoeting met deze vreemdeling observeren.



Herrnander kreunde. Moeizaam veegde hij het woordwaaromuit en verving het door een ander. Bengler las:gek.Toen hij weer het woord nam sloot Herrnander zijn ogen.



Het gesprek was ten einde. Bengler voelde zich gekrenkt. Wat had deze oude man, meer dood dan levend, voor grond om hem te bekritiseren?Hij stopte het geld in zijn zak, haalde zijn zakdoek uit het sleutelgat en opende de deur.

De dienstbode kwam hun vanuit een aangrenzende kamer tegemoet.



'Jullie zijn veel te lang gebleven', zei ze ongeduldig. 'Nu is hij de hele nacht onrustig.'



'Ik beloof dat we niet zullen terugkomen', antwoordde Bengler vriendelijk. 'Onze zaak is afgehandeld.'



Toen ze op straat stonden haalde Bengler diep adem. Vervolgens keek hij naar Daniël.



'Nu hebben we het belangrijkste wat een mens kan hebben', zei hij. 'Kapitaal. Je weet niet wat het is. Maar op een dag zul je het begrijpen.'



Daniël merkte dat Bengler nu rustiger was. Zijn ogen schoten niet langer heen en weer.



Hij aaide Daniël over zijn hoofd.



'Vannacht gaan we ergens logeren waar het ons aanstaat. We gaan een exquis middagmaal gebruiken. En we slapen in het Grand Hotel.'



Daarna ging hij voor Daniël staan en wees met uitgestrekte arm welke kant ze op moesten.



'Ik heb het altijd al geweten', zei hij lachend. 'Ik ben een geboren legeraanvoerder. Ook al bestaat mijn leger slechts uit jou.'



Daniël begreep het woord niet. Maar het belangrijkste was dat de man die voor hem liep zich niet langer zorgen maakte.



Ze kregen een hoekkamer op de derde verdieping. De man in de receptie had Daniël onwelwillend opgenomen, maar geen vragen gesteld. De kamer had zware gordijnen en rook sterk naar tabak. Daniël deinsde terug toen hij over de drempel stapte. Bengler vond het net alsof ze een bedompte crypte binnengingen. Ergens diep vanbinnen bespeurde hij schaamte dat Daniël in die zware tabakslucht moest slapen. Hij trok de gordijnen weg en deed het raam open. Daniël kwam verder en ging naast hem staan. Hij werd bang toen hij zag hoe hoog ze zich boven de grond bevonden. Bengler bedacht dat Daniël geen verband legde tussen de trappen die ze waren opgegaan en de hoogte waarop de kamer was gelegen. Een trap was voor Daniël een heuvel, niet iets wat de grond ver onder hen liet.