17
Ik ga zelden volledig uit mijn dak van woede. Ik ben weliswaar zo tactisch als een olifant in een porseleinkast, maar over het algemeen ben ik redelijk makkelijk in de omgang. Tijdens mijn confrontatie met James was ik echter zó buiten mezelf, dat zowel Thomas als Charlotte er een beetje ondersteboven van was.
Ze bleven de rest van het weekend, zoals gepland, maar het behoeft geen uitleg dat James er een giga gat in had geslagen. Het weerzien met hem na die lange tijd had me niet onberoerd gelaten. Aan de ene kant was ik woedend, serieus woedend, over zijn reactie op Thomas die uit mijn slaapkamer kwam gelopen. Begrijp me niet verkeerd, ik weet dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden was, maar als er al sprake was van een hogere moraal, dan had Meneer Super-Intens-Met-Trekjes-Van-Een-Geridderde-Dandy zeker geen recht van spreken, niet in het minst omdat – en vergeef me als het klinkt alsof ik erover door blijf zeuren, maar in dit geval vond ik het een redelijk punt – hij in geen weken contact met me had gezocht. Wat maakte het hem uit wat ik nu deed en met wie? Verwachtte hij dat ik in mijn eentje thuis op de bank zat te treuren? Ik weet dat dat wel het geval was geweest, maar daar gaat het nu niet om, en ik was ook niet van plan om te laten doorschemeren dat er wel enigszins sprake van was geweest.
Aan de andere kant, ik geef het toe, had ik er achteraf min of meer spijt van dat ik de deur had dichtgegooid. Het gaf me op dat moment erg veel voldoening en het was precies wat hij verdiende. Maar zodra de stilte aanhield, realiseerde ik me ineens dat hij niet opnieuw zou aanbellen en nu had ik er geen enkel idee van waarom hij langs was gekomen. Geen enkel. Dramatiek is allemaal goed en wel in theorie, maar in de praktijk brandde ik van nieuwsgierigheid en tegelijkertijd van onrechtvaardigheid. Ik wilde, nee, móest nog steeds weten waarom hij zo abrupt uit mijn leven verdwenen was, maar zelfs buiten dat was een deel van mij geïntrigeerd door de vraag waarom hij opeens van gedachten was veranderd en was teruggekomen. Natuurlijk, mijn lichtelijk overijverige voorstellingsvermogen sloeg op hol zoals het dat al gedaan had door zijn stilte, maar – dat cynisme van mij ook altijd – ik wist niet of hij was teruggekomen omdat hij me miste en zich ineens had gerealiseerd dat hij niet zonder me kon. Eerlijk gezegd, als de uitdrukking op zijn gezicht toen ik de deur voor de eerste keer opende een richtlijn was, zou ik hebben gedacht dat hij langs was gekomen omdat hij zijn op één na favoriete spijkerbroek bij mij had laten liggen. Tenminste, totdat Thomas verscheen.
Ik was zo in de war. Wanneer was het een goed teken dat een man door jaloezie werd overvallen – ik was zeker geen egoïst, zo had het er toch echt uitgezien? Wanneer kon je jaloezie opvatten als een teken dat hij op z’n minst om me gaf? Dit soort hoog emotioneel drama was absoluut het laatste wat ik wilde in wat voor relatie dan ook – dus waarom maakte ik me er überhaupt druk om, vooral na alles wat hij had gedaan?
Mijn hersenen maakten overuren, zelfs toen we dvd na dvd keken. Ik zei echter niet veel. De rest van het weekend met Thomas en Charlotte verliep zo onschuldig dat het bijna een anticlimax was. Na de brunch gingen we terug naar mijn appartement om meer dvd’s te kijken en besloten we thee te drinken voordat we er ’s avonds weer op uit trokken voor het avondeten bij een fantastisch Indiaas restaurant bij mij om de hoek. Ik denk graag dat ik me van mijn zorgeloze en luchthartige kant liet zien, maar ik betrapte Charlotte en Tom er een aantal keer op dat ze elkaar over en weer bezorgde blikken toewierpen, dus misschien slaagde ik daar niet helemaal in. Over het geheel genomen ging het echter prima. Door het vele praten en huilen voelde ik me vreemd opgelucht, wat me had geholpen een streep onder alles te zetten. Daarbij had ik niet eens zin om nog een lading scones te bakken wat toch een vorm van vooruitgang moest betekenen.
Natuurlijk, goede vrienden zien door de façade heen. Toen ik mijn deken tevoorschijn haalde voor een tweede nacht op de bank, raakte Charlotte mijn schouder aan.
‘Sophie, je hoeft niet op de bank te slapen als je dat niet wilt.’
Ik keek naar haar op, in verwarring. Het voelde alsof de dingen die we eerder hadden gedaan, hadden plaatsgevonden in een ander tijdperk. Een tijdperk waar ik geen spijt van had, maar dat ik ook niet per se wilde herbeleven. Waar doelde ze op? Ik schraapte mijn keel, probeerde een manier te bedenken waarop ik tactvol nee kon zeggen en opeens leek ze te begrijpen wat de reden van mijn verwarring was en ze schudde haar hoofd.
‘Nee, nee, zo bedoelde ik het niet. Ik dacht gewoon alleen dat we plaats voor je konden maken in bed. Dan hoef je vannacht niet hier in je eentje op de bank te slapen.’
Ik bekeek mijn ietwat oncomfortabele bank en was me bewust van mijn slaapgebrek van de nacht ervoor, zelfs voordat we vroeg in de ochtend gewekt waren. Ik glimlachte. ‘Oké.’