Ik lag daar, mijn lichaam pijnlijk terwijl ik aandachtig naar hem luisterde, vol met wroeging omdat ik hem teleurgesteld had, wachtend op mijn kans om me te verontschuldigen. Op dat moment vroeg hij me plotseling hoe nat ik was. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Zelfs met de kwelling van de klemmende pijn rond mijn klit – ik was dankbaar dat de pijn in mijn tepels met het verstrijken van de minuten verzacht was tot een doffe pijn – wist ik dat ik nat was. Maar dit was toch bestraffing? Moest ik het aan hem toegeven? Of zou dat het erger maken? Terwijl mijn door pijn verwarde hersenen met de raadselachtige kwestie worstelden – was het erger om te liegen of erger om de waarheid toe te geven? – grinnikte hij.
‘Maak je geen zorgen, lief, ik weet dat je nat bent. Je kunt er niets aan doen, is het niet?’
Ik vormde ergens achter in mijn keel een geluid dat aangaf dat ik het er niet mee eens was, maar besloot toen om dat geluid niet naar buiten te laten komen.
‘Laat een vinger tussen je benen glijden. En bevochtig je klit met je eigen sap. Lukt dat?’
Ik begon voorzichtig te bewegen, bang als ik was dat ik een van de sets stokjes aan mijn borsten zou raken. Ik duwde een vinger mijn natheid in en begon over mijn klit te wrijven, waardoor hij lichtelijk en pijnlijk bewoog binnen de gevangenis van stokjes. Ondanks mezelf begon ik van de zalige sensatie die samenviel met de pijn te genieten. Maar mijn veranderende ademhaling verraadde me en James beval me gedecideerd te stoppen. Ik hield een kreet van frustratie binnen – dat leek me het veiligst gezien de omstandigheden en daar bleek ik ook gelijk in te hebben.
‘Waarom straf ik je?’
‘Omdat ik je de beloofde e-mail niet gestuurd heb. Het spijt me zo.’
‘Daar zul je zeker spijt van hebben, dat beloof ik je. Maar dat is niet alles. Waarom nog meer?’
Shit. Wat nog meer? Wat had ik nog meer gedaan? Ik kon eerlijk gezegd niet op nog iets anders komen, maar wat gebeurde er als ik dat zei en het bleek fout...
Terwijl ik wanhopig probeerde te bedenken waar hij op doelde, mompelde hij afkeurend in mijn oor. ‘Je herinnert je het niet eens, of wel?’ Mijn hart begon te bonzen. ‘Je hebt niet alleen niet gedaan wat ik je gevraagd heb – die ene kleine klus tussen alle andere dingen die je afgelopen week hebt gedaan – maar ik heb je op drie verschillende momenten gevraagd of je ermee bezig was en drie keer heb je gezegd dat dat zo was. Op een moment dat me nog goed voor de geest staat, stuurde je me een sms waarin je je tong naar me uitstak’ – zijn stem klonk vol ongeloof bij het idee dat ik zoiets überhaupt durfde te doen – ‘waarmee je liet doorschemeren dat je niet zou doen wat ik je gevraagd had te doen.’
O god. Ik begon me opnieuw te verontschuldigen, maar hij kapte me af. ‘Ik wil niet dat je praat voordat ik zeg dat je kunt praten. Eerlijk gezegd vertrouw ik geen enkel woord dat je nu uit je mond laat struikelen. En nu we het dan toch over je bestraffing hebben...’
Het er toch over hebben? Als ik genoeg adem had, zou ik hem waarschijnlijk hebben gevraagd wat we dan in godsnaam tot dan toe gedaan hadden. Achteraf bekeken is het beter dat ik dat niet deed.
‘Neem de klem van je klit af. Nu.’
Ik was opgelucht door zijn order, dankbaar dat wat ik dan ook nog meer moest doorstaan tenminste niet ook de bonzende kwelling van mijn klit zou behelzen. Mijn handen bewogen gretig en ondanks het feit dat mijn ademtocht luid was toen ik de klem lostrok, hield ik me stil terwijl het bloed naar mijn arme, gepijnigde klit terugkeerde. Ik kronkelde op het bed bij de toenemende pijn.
De verandering in mijn ademhaling bleef niet onopgemerkt. ‘Goed zo, meisje.’ Ik voelde me opgewarmd door zijn lof, zelfs midden in de bestraffing. Ik liet me sussen in een vals gevoel van veiligheid. ‘Pak nu die klem en doe hem om je tong.’
De veiligheid trok op als mist en ik moest iets zeggen. ‘Wat?’
‘Je hebt me wel gehoord. Je sarcastische taalgebruik heeft je in deze narigheid gebracht en je tong krijgt nu zijn aandeel in jouw bestraffing. Steek hem uit en klem de stokjes eromheen. Zo ver als je kunt. Nu. Klem hem vast.’
Mijn handen beefden. Ik was woedend. Beschaamd. Schuldig. Verlegen. Vroeg me af waarom ik hem dit in vredesnaam liet doen, maar ik wist ook dat ik het zou toelaten, dat dit mijn straf was. Niet weten hoeveel pijn dit zou gaan doen, maakte me misselijk van angst, maar ik wist dat ik het hem verschuldigd was en hoopte alleen dat het me lukte. Ja, ik zou er stom uitzien, maar niemand zou het kunnen zien. En James zou me niet kunnen horen. Het zou goed komen. Ik kon dit. Echt.
Het lukte.
Het eerste waar ik me van bewust werd terwijl de geïmproviseerde klem zich rondom mijn tong klemde, was de smaak van mijn sap. Een flits van een seconde later werd die sensatie ingehaald door een opkomende pijngolf. Ik jammerde zacht en ik zou echt niet hebben kunnen zeggen welk gevoel me meer overstuur maakte – of eigenlijk, ik zou helemaal niets hebben kunnen zeggen. Ik probeerde de stokjes een beetje langs mijn tong te laten glijden, zodat ze comfortabel tussen mijn tanden zouden zitten, als een bit voor een nukkig paard.