Een fractie van een seconde, voordat de elastiekjes die de stokjes bij elkaar hielden, terugschoten, dacht ik dat het wel oké zou zijn. Meer bewijs, mocht dat al nodig zijn, voor het feit dat ik eigenlijk dom ben. Het deed pijn. Heel veel pijn. Ik blies uit door mijn neus terwijl ik probeerde de pijn in goede banen te leiden door diep te ademen, wanhopig wachtend totdat hij zou veranderen in een afgestompte gevoelloosheid in plaats van het martelende vuur dat ik nu in mijn tepel voelde. Tegen de tijd dat dat inderdaad gebeurde, was mijn ademhaling rauw en probeerde ik niet te huilen.
Uiteindelijk durfde ik weer te praten. ‘Hij zit erop.’
‘Echt? Apart. Ik wist niet dat je telepathische gaven had. Kun jij verdomme gedachten lezen of zo, Sophie?’
‘Wat?’ Ik kon me niet goed concentreren op wat hij zei, de pijn in mijn tepel was zo heftig.
‘Heb je me gevraagd op welke manier ik wilde dat je de klem plaatste?’
Shit. ‘Nee, nee, dat heb ik niet gevraagd.’
‘Dom, dom meisje. Op welke manier heb je de klem erop gezet?’
Ik wist waar dit heen ging en dat maakte me zowel ongerust als woedend. Mijn antwoord klonk opstandig, omdat ik wist dat op wat voor manier de klem er dan ook op zat, het niet de juiste zou blijken te zijn. ‘Hij zit horizontaal over mijn borst heen.’
Hij tutte afkeurend en ik was dankbaar dat we ons niet in dezelfde kamer bevonden, omdat ik wist dat ik niet in staat zou zijn om mezelf ervan te weerhouden hem woedend aan te kijken. En dat zou me alleen maar in grotere narigheid hebben gebracht. ‘O jee. Had het me nu eerst maar gevraagd. Ik wil graag dat je hem diagonaal plaatst zodat hij in de richting van je schouder wijst. Draai hem rond. Nu.’
Het stemmetje achter in mijn hoofd dat altijd live commentaar geeft gedurende mijn submissie, vroeg me waarom ik in vredesnaam meeging in deze vreselijke kwelling, terwijl James zo ver weg was en me bovendien niet eens kon zien. Maar iets in mij wilde hem plezieren, het goedmaken, moedig zijn, hem trots maken. En dat was precies wat ik ging doen, zodra mijn handen stopten met beven.
Ik moest de stokjes even uit elkaar trekken voordat ik de klem rond kon draaien. De vrije tepel zorgde voor een vreselijke pijngolf. Ik kon mijn gejammer niet stoppen, zelfs niet toen de klem terug op zijn plaats schoot.
Hij mompelde goedkeurend. ‘Braaf meisje. Zet nu de tweede klem erop.’
‘Op welke manier wil je hem erop?’ Ik kon het niet helpen dat ik snauwde.
Gelukkig lachte hij en negeerde hij mijn toon. ‘Goede vraag. Symmetrisch ten opzichte van de eerste. Als je hem in één keer goed zet, hoef je hem niet weer te verplaatsen.’
Ik pakte de tweede set stokjes en trok ze uit elkaar, terwijl ik mezelf vast schrap zette voor de pijn.
Ik lag zo’n tien minuten op het bed, naakt en bewegingloos, voordat hij opnieuw sprak. Nadat ik het tweede en vervolgens het derde paar stokjes als klem had gebruikt, kon ik alleen nog maar stil liggen, de telefoon in mijn handen, luisterend hoe hij een paar honderd kilometer verderop zachtjes ademhaalde. Mijn ademhaling was, in vergelijking met die van hem, rauw. Ik had niet weer geschreeuwd, ik concentreerde me op het omgaan met de pijn terwijl ik met enige afstand keek naar het op en neer gaan van de stokjesklemmen op het ritme van mijn ademhaling.
Ik had meer gebeefd bij het vastzetten van de stokjes op mijn tweede tepel dan bij de eerste, omdat ik nu wist hoe veel pijn het zou gaan doen. Mijn tepels stonden strak, waren rood en pijnlijk door de pulserende pijn die met bonkende golven opkwam. Mijn klit, het jammerlijke slachtoffer van de derde en laatste set stokjes, was gezwollen, overgevoelig, superpijnlijk en werd strak op z’n plaats gehouden tussen mijn gespreide benen.
Ik lag daar en deed enorm mijn best om niet te bewegen, niet iets te doen wat de pijn die door mijn lichaam dreunde nog erger zou maken. Ik doorstond de pijn, op een vreemde manier die alleen James en ik begrepen, wetende dat ik hem dit verschuldigd was. Ik probeerde de pijn te weerstaan, vastbesloten hem niet weer teleur te stellen. En vervolgens liet ik van schrik bijna de telefoon vallen toen hij zei: ‘Goed. Ik denk dat het nu tijd is om met je bestraffing te beginnen, denk je niet?’
Beginnen? O hemel.
Zijn stem in mijn oor klonk charmant, redelijk. Hij klonk niet boos, alleen feitelijk. Hij zei dat hij al van tevoren had geweten dat ik niet toe zou komen aan het schrijven van mijn opdracht, dat voor iemand wiens professionele leven afhankelijk was van zo veel deadlines, ik een vreselijke treuzelaar was, dingen tot op het laatste moment uitstelde of ze volledig liet vallen. Hij vertelde me hoe hij de Chinese stokjes in het zijvak van mijn tas had laten glijden op de laatste avond dat we elkaar gezien hadden, hopend dat hij ze niet zou hoeven te gebruiken. Hoe hij me gevraagd had hoe het met schrijven ging in de hoop dat ik in elk geval iets gedaan zou hebben en hoe hij meer en meer teleurgesteld in me raakte toen duidelijk werd dat ik er niet alleen niet zo veel aandacht aan schonk, maar dat ik bovendien zijn vragen over wanneer het klaar zou zijn oneerbiedig van de hand had gewezen. Hoe dat getuigde van gebrek aan respect.