Ik tuurde naar de wolk. Hij dreef traag in de richting van de maan, tot die witte sikkel in de hemel er geheel achter verdween. Dan opeens… een visioen.
Stel je de trailer van een film voor: het visioen bestond uit korte stukjes van verschillende gebeurtenissen, als scènes die door een dronken filmregisseur achter elkaar zijn gezet. Er klopte niets van de timing. Margot achter het stuur van haar auto, meezingend met de radio. Dan een vooruitblik in slow motion: rondvliegende stukken metaal. Door de klap vliegt Margots hoofd naar voren. Een andere auto raast rondtollend over de weg. Een close-up van een verfrommelde wieldop die naar de kant rolt. Het geluid van een brekende voorruit. Een andere auto die moet uitwijken en in volle vaart op een vrouw met een kinderwagen op het trottoir afstevent. Margot schiet door de voorruit, haar bloedende, opzwellende gezicht in slow motion; ze slaat tegen het asfalt in de warme ochtendzon, haar arm in een vreemde hoek langs haar rug; ze buitelt over zichzelf heen en komt neer op haar linkerheup, breekt haar bekken en glijdt dan, niet langer in slow motion, in de richting van het kromgetrokken wiel van een andere auto, die rook uitbraakt uit de motorkap.
‘Wat is dit?’ vroeg ik met een blik op Nan.
‘Iets wat je moet voorkomen,’ zei ze. ‘Een van de gevolgen van de veranderingen die je hebt veroorzaakt, is wat je hier ziet. Tenzij je het voorkomt.’
Mijn hart bonsde. ‘Stel dat het me niet lukt?’
‘Het lukt je wel.’
‘Maar stel…’
‘Wil je dat echt weten?’
Nu was het mijn beurt om Nan een veelbetekenende blik toe te werpen.
Ze hield mijn blik vast. ‘Margot raakt verlamd vanaf haar nek tot aan haar voeten en is de rest van haar leven aan een rolstoel gekluisterd, overgeleverd aan de zorg van anderen. Toch heeft zij nog geluk gehad. Vier mensen komen om bij dat ongeval, onder wie een baby, een man die op het punt staat om te gaan trouwen en een vrouw die in de toekomst een cruciale rol speelt bij het verijdelen van een terroristische aanval.’
Ik boog me naar voren en haalde diep adem.
‘Hoe kan ik het tegenhouden?’
‘Goed opletten,’ zei Nan heel streng. ‘Dit is jouw training en tegelijkertijd een geval van dringende nood. Zo is het mij verteld.’
‘Goed opletten?’ schreeuwde ik bijna. ‘Is dat alle instructie die ik krijg?’
Terwijl het visioen langzaam wegtrok, kwam ze nog iets dichter bij me staan. ‘Kijk om je heen,’ zei ze kalm. ‘Denk je nu werkelijk dat je iets te vrezen hebt? Zelfs nu je een engel bent, nu je weet dat God bestaat en ziet wat je kunt zien… Waarom maakt angst nog steeds zo’n wezenlijk deel van je uit?’
Ik zweeg. Daar wist ik geen antwoord op.
‘Je krijgt de opdracht er iets aan te doen, niet om er bang voor te zijn. Doe het dan ook.’ Ze stapte naar de dakrand.
Ik draaide me om. ‘Wat voor training bedoel je eigenlijk?’
Maar ze was al weg.
Op eieren lopen? Schrikken van elk geluidje, elke beweging? Paranoia is zwak uitgedrukt voor mijn geestesgesteldheid van de volgende dag. Ik zag de zon opkomen en kreunde. Ik bad: ‘Alstublieft, laat de berichten weer doorkomen. Ik luister, echt waar. Het spijt me dat ik er zo’n puinhoop van heb gemaakt. Zeg alstublieft wat ik moet doen.’
Mijn vleugels druppelden lusteloos langs mijn rug, zo krachteloos als rioolwater.
Margot had over Sonya gedroomd. Ze droomde dat ze bij haar aanbelde en haar confronteerde met de affaire met Toby. Ze trok al haar kleren uit – de jurk met luipaarddessin en de rode schoenen die ze die avond had geleend voordat ze naar Vegas vertrok om te trouwen – en smeet ze Sonya voor de voeten. En daarop bood Sonya haar excuses aan. Margot voelde zich ellendig, omdat Sonya er al die jaren spijt van had gehad. Ze besefte dat ze het al die tijd mis had gehad.
Toen ze wakker werd, voelde ze zich uitgehold. Ik zag dat flarden van de droom als gemorste koffie in haar aura bleven hangen, de beelden uitwaaierend in de zachtroze glans die als de ochtendnevel om haar huid hing, totdat er even later, toen de scherpe kantjes van de dag haar gevoel voor realiteit opdreven, niets anders restte dan wat druppels, elk met het glinsterende beeld van Sonya’s oprecht berouwvolle gezicht.
Margot moest nog een aantal dingen regelen voor haar vertrek naar Sydney, waaronder het opslaan van de grotere meubelstukken en haar visum ophalen in het centrum. Ze trok dezelfde spijkerbroek en het zwarte shirt aan die ik een aantal weken geleden had gedragen, vroeg zich kortstondig af waarom ze netjes opgevouwen op het houten bankje aan het voeteneinde van haar bed lagen, pakte haar sleutels en liep de trap af.
Ik dacht eerst dat er een plasje olie onder de auto lag, maar bij nadere inspectie bleek het een kleine schaduwvlek te zijn die zich onder de auto verscholen hield. Ik bleef bij de auto staan en zocht de parkeerplaats af naar demonen – ik verwachtte min of meer dat ik Ram, Luciana, Pui of Grogor tegen het lijf zou lopen en deels hoopte ik dat zelfs, om hen op gepaste wijze te belonen voor hun gastvrijheid – en concentreerde me vervolgens weer op Margots oude, zilverkleurige Buick. Ze reed achteruit en toen ze op het nippertje een vuilnisbak miste, zag ik de schaduw trillen alsof hij door de zwaartekracht naar de onderkant werd gezogen. Later pas, toen ze de straat uit reed, zag ik wat het was: een schacht, zwart als een verduisterde regenboog, die in de schaduwvlek begon en langs de vuilnisbakken liep, helemaal tot over de toppen van de heuvels.