Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(84)

By:Carolyn Cooke


‘Hoe zou je het vinden om ergens anders te gaan wonen?’

Ze zei het zo luchthartig mogelijk, alsof ze er heel goed over had nagedacht, alsof ze precies wist wat ze deed.

‘Waar dan?’

Ze haalde haar schouders op.

‘New Jersey of zo?’

Ze lachte.

‘Waar dan? Las Vegas?’

Ze liep naar de wereldkaart aan de wand boven zijn bureau. ‘Wist je dat je vader en ik daar getrouwd zijn?’

‘Laten we daar dan gaan wonen.’

Ze keek op de kaart, haar armen gekruist. ‘Wat zou je zeggen van Australië?’

Theo dacht na. ‘Dat is toch wel een miljoen kilometer hiervandaan?’

‘Ongeveer tienduizend.’

‘Echt niet.’

‘Waarom niet? Ze hebben er kangoeroes.’

Theo liet met een zucht zijn benen over de rand van het bed bungelen. ‘Wil je echt naar Australië verhuizen? Of is dit weer iets om papa te pesten?’

‘Zou je met me mee willen?’

Theo keek fronsend naar zijn tenen en voelde zich verscheurd. Ik keek James aan. ‘Zeg maar dat hij gerust nee kan zeggen,’ zei ik. ‘Zeg maar dat hij bij Toby mag blijven.’ James knikte en herhaalde wat ik had gezegd.

Het duurde een poosje voordat Theo opkeek. ‘Mam,’ zei hij, ‘kan ik je komen opzoeken in Australië?’

Dat was zijn antwoord. Margot keek hem glimlachend aan. ‘Natuurlijk.’

‘Elke zomer?’

‘Ja, alleen is het daar dan winter.’

‘Mag ik dan een kangoeroe als huisdier?’

‘Dat weet ik nog niet. Maar je mag altijd komen en zo lang blijven als je wilt.’



Die verhuizing had ik natuurlijk allang gepland. Hoe hard ik de warme kustlijn van Sydney ook nodig had voor mijn lang ontbeerde gevoel van welzijn, ik haatte mezelf omdat ik Theo in de steek liet. Het was niet eerlijk om hem te laten kiezen tussen Toby en mij. Het was hardvochtig en buitengewoon zelfzuchtig van me dat ik niet naar een andere wijk of een andere staat verhuisde, maar naar een ander continent.

En toch, na alles wat ik had doorgemaakt, na alle gebeurtenissen die bijna tot mijn ondergang hadden geleid, was dit mijn vangnet.

Margot begon haar transformatie met een ingrijpend bezoekje aan de kapper, een donkerbruine bob die over haar wangen viel en smal uitliep in de nek, en ze liet zich bruin sprayen. Ze verzilverde Hugo’s cheque, kocht een lading nieuwe kleren bij Saks en maakte een afspraak met een plastisch chirurg. Een ooglidcorrectie om de droefheid weg te nemen. Je kunt wallen weg laten halen zoveel je wilt, zei ik tegen haar. Het verdriet zit in je ziel gegrift.

Ze besloot om het appartement nog een maand of twee aan te houden, voor het geval het niet zo zou lopen als ze wilde. Ik zei dat het nergens voor nodig was, maar sinds Riverstone reageerde ze niet meer op me. Zelfs toen ik het Lied der Zielen voor haar zong – één keertje maar, om te zien of we nog contact hadden – vertrok ze geen spier. Ze schoot niet overeind om zoekend om zich heen te kijken en er trok geen enkele rilling door haar heen zoals vroeger, wanneer ze mijn aanwezigheid voelde. Als ik niet beter wist, zou ik gedacht hebben dat ze totaal iemand anders was geworden.

Nan verscheen op de avond voordat Margot naar Sydney zou vliegen. Ik zat met gekruiste benen op het dak van het appartement onder een ongewoon schitterende hemel en voelde me van alles en iedereen verlaten, van God, mijn familie en mijzelf. Ik ging naar de rand van het dak en stapte er pardoes overheen. Dat zal wel theatraal overkomen, hoewel het als zelfmoordpoging weinig voorstelde. Ik wilde weten of ik mezelf werkelijk had geïsoleerd, of de regels veranderd waren nu ik een deal had gesloten met Grogor. Ik viel ongeveer een halve seconde en toen… niets meer. Ik bleef in de lucht hangen als een duiker in een zwemvijver. Voor de verandering stelde dat me gerust.

Nan hoorde mijn jammerklachten met haar bekende stoïcijnse kalmte aan. Toen ik klaar was, zei ze dat ik om me heen moest kijken. Waar even daarvoor niets dan maanverlichte duisternis lag, keek ik nu uit over een landschap met lichtgevende daken, waarop rijen en rijen aartsengelen zaten, allemaal even vastberaden en doelbewust, als blinkende robijnen van drie meter hoog, met sterke, menselijke gezichten. Er schoten vurige lichtbundels door hun lichaam, fel als kometen van talloze afmetingen en sterkten. Sommigen waren gewapend met zwaarden en schilden, anderen met pijl-en-boog. Zij hielden de wacht over me. Ze lieten me weten dat ze me steunden. Dat ze op me pasten.

Nan had al die tijd dat ik over Toby, Theo en Margot doorratelde geen woord gezegd. Toen ik mijn gebruikelijke vraag stelde – wat moet ik nou doen? – stond ze op om aandachtig naar een wolk te kijken, die als een zwart schaap door de met pailletten bezaaide hemel gleed. ‘Wat is dat?’ vroeg ik ongerust. ‘Kijk eens goed,’ zei ze.