Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(79)

By:Carolyn Cooke


‘Hoor eens, Margot,’ begon hij, maar voor hij verder kon gaan, viel ik hem in de rede.

‘Ik heb een afspraak met de kliniek voor volgende week. Ik zweer het je, Toby, volgende week ga ik erheen en dan zorg ik dat ik helemaal afkick,’ lachte ik. ‘Maar nu moet je hiernaartoe komen, voordat Theo en ik de kaarten schudden zonder jou.’



En zo zat ik voor het eerst sinds jaren samen met mijn man en mijn zoon te pokeren, een spel dat ik zo lang niet had gespeeld dat ze me telkens opnieuw de regels moesten uitleggen, op een toontje alsof ik niet ouder was dan twee, en ze zich samen ka-pot lachten omdat ik zo dom was geworden. En ik at Chinees, met een vork en niet met stokjes, wat tot nog meer hilariteit leidde, en vervolgens deed ik alles wat ik maar kon verzinnen om Theo aan het lachen te maken, om zijn vederlichte stemmetje te horen dat zorgeloos opklonk in het maanlicht, en zwengelde ik gesprekken aan waarvan ik wist dat hij er enthousiast op in zou gaan, de aderen op zijn voorhoofd gezwollen van opwinding over de nieuwe film van Spielberg en dat hij later ook acteur zou worden, en Toby keek van hem naar mij en terug, en hield met een peinzende glimlach zijn kaarten als een pauwenstaart op.

Toen de klok tien uur had geslagen en Theo’s lijfje als een zakje popcorn bijna knapte van opwinding, bracht Toby hem naar bed. Even later kwam hij weer beneden. Hij pakte zijn jasje van de stoelleuning, sloeg het om zijn smalle schouders en zei: ‘Welterusten dan maar.’

‘Wacht even,’ zei ik. Hij bleef staan, met zijn hand al op de deurknop.

‘Moet je echt al zo snel weg?’ Ik produceerde een lachje. Het klonk gemaakt.

‘Wat wil je, Margot?’ vroeg hij.

Ik vouwde mijn handen. ‘Ik wil je zeggen dat het me spijt.’

Hij zette zijn tanden op elkaar.

‘Wát spijt je? Spijt het je dat je dronken en stoned werd waar je kind bij was, elke dag opnieuw, wel… wekenlang? Spijt het je dat je met zijn leraar naar bed bent geweest, zodat hij door de hele school werd uitgelachen? Dat je hem met vuile kleren naar buiten stuurde, vergat hem naar de dokter te brengen toen hij blindedarmontsteking had? Waar precies heb je spijt van?’

Ik deed mijn mond open, maar wist niet wat ik moest zeggen. Hij ging door: ‘Of heb je spijt van de manier waarop je mij hebt behandeld, Margot? Tjonge, dan kunnen we wel de hele nacht doorgaan, als ik al die zonden wil opnoemen. Ik zal je wat zeggen: mij spijt het ook. Wat vind je daarvan?’

‘Waar heb jij dan spijt van?’

‘Het spijt me dat ik je excuses niet kan aanvaarden. Ik geloof je niet. Dat kan ik niet.’

Zonder me nog een blik waardig te keuren liep hij de kamer uit en sloot zachtjes de deur achter zich.



De volgende ochtend bracht ik Theo naar school, nadat ik wakker was geworden in een nat bed. Mijn vleugels keerden terug, ik had niet veel tijd meer.

Terwijl hij naast me liep, nee, huppelde, babbelend over wanneer papa en ik de tweede ronde van de pokerwedstrijd zouden houden, hoe gaaf het was dat hij drie azen en een boer had getrokken en ik alleen maar een paar drieën en negens en of we met zijn verjaardag misschien met z’n allen naar de dierentuin konden gaan, was ik met mijn gedachten bij Margot. Dit plan had een langere levensduur nodig. Ik moest haar op de een of andere manier aanpakken om te voorkomen dat ze alles wat ik tijdens mijn bliksembezoek voor elkaar kreeg teniet zou doen. Ik was bang, doodsbang zelfs dat het ondenkbare zou gebeuren en dat Margot, na alles wat ik had gedaan, na alles wat ik had opgeofferd, het allemaal zou verpesten met de simpele vraag wie Theo die dag van school had gehaald. Stel dat Theo en Toby zoveel hoopvolle verwachtingen zouden koesteren door alles wat ik deed, en dat Margot hen daarna weer hardhandig en onherroepelijk met hun neus op de feiten drukte?

Ik wist de kliniek te vinden, Riverstone, een uitgestrekt wit gebouw in de vorm van een ufo met levensgrote plastic ooievaars op het gazon en bronzen boeddhabeelden die onverstoorbaar tussen de pilaren zaten. Een eendenvijver glansde achter de bosschages die het ronde gebouw omringden. Ik volgde de borden naar de receptie.

Ik moet zeggen dat ik, zwak uitgedrukt, slechts een vage herinnering aan Riverstone had. Als een vijver in de regen herinnerde ik me alleen nog wat spetters van korte, heldere scènes: een minzame therapeute in een ruimte die naar zwembad rook; een blik op mijn handen op een vroege ochtend in het besef dat ik aan elke hand ineens twee vingers meer had – het effect van de kalmeringsmiddelen, denk ik, want de extra vingers vielen er vrij snel weer af – en een vrouw die glimlachend mijn hand vasthield en het over kangoeroes had.

De receptioniste zat in een futuristisch hokje met een glazen koepel eroverheen. Ik stelde me voor als Ruth, blij dat ik eindelijk mijn eigen naam kon gebruiken.