Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(76)

By:Carolyn Cooke


Ik had mijn timing zorgvuldig gekozen. Margot had van haar scheidingsadvocaat het advies gekregen om vier weken naar een afkickcentrum te gaan, om de rechter te bewijzen dat ze een goede moeder was. Om aan te tonen dat ze recht had op de volledige voogdij, of in het ergste geval gedeelde voogdij. Geen probleem, zei ze, hoewel ze niet eens wist of ze dat allemaal wel wilde. Ze wist alleen dat ze iets wilde winnen, wat dan ook, om te bewijzen dat ze niet alles had verloren.

Dus terwijl Margot zich inschreef bij Riverstone, een chique afkickkliniek in de buurt van de Hamptons, nam ik haar appartement in, rommelde ik door haar kledingkast, dronk ik haar melk en nam ik haar plaats in de wereld in. Theo was bij Toby, die om de hoek woonde.

Op die allereerste dag was ik nog beduusd van het gevoel van huid en haren, de gewaarwording van warmte en kou, de klank van mijn hand als ik ermee op tafel sloeg, de smaak van pizza. Toen ik het broodmes in de gesmolten kaaskorst van die dubbelgrote, op houtvuur gebakken pizza met salami en extra mozzarella zette, sneed ik me in mijn duim. Terwijl het bloed uit dat witte wondje als rode inkt langs mijn arm sijpelde, schoot er een dichtregel van Sylvia Plath door me heen, ‘kleine pelgrim, de indiaan heeft je gescalpeerd’, en was ik glad vergeten wat ik ook alweer moest doen, tot ik een vaas met zonnebloemen op tafel zag staan en mijn hele arm erin stak, waarop mijn hand begon te kloppen en te steken.

Alles was zo compact. Als ik naar een tafel keek, kon ik er niet doorheen kijken naar de kamer die eronder lag, ik zag geen sporen van de mensen die er eerder hadden gezeten, noch de houtnerven onder het vernis. Ik zag de tijd niet dansen als een zandstorm van golven en deeltjes. Als iemand me die avond had gezien, had hij een inrichting gebeld, dat weet ik wel zeker. Ik bleef een hele tijd langs de muren schuifelen, met mijn wang tegen het stucwerk, verbaasd over de plotselinge, vertrouwde stoffelijkheid van deze wereld, en ik klopte op de bakstenen, vol herinneringen aan de illusie van beperkingen waarvan een sterfelijk lichaam doordrongen is, de diepgewortelde, niet-aflatende acceptatie van een lichaam van vlees en bloed.

Misschien was mijn grootste misdaad wel dat ik Margot in de steek liet, onbeschermd in een periode waarin ze me bitter hard nodig had. Ik zocht schoorvoetend contact met Nan, wetende wat me te wachten stond.

Het duurde even voordat er van heel ver weg een stem klonk, alsof degene die sprak aan het einde van een lange gang stond.

‘Besef je wel wat je hebt gedaan?’

Ik keek om me heen. ‘Waar ben je?’

‘Bij de tafel.’

‘Waarom zie ik je dan niet?’

‘Omdat je een deal hebt gesloten met een demon. Een deal die je duur kan komen te staan en wellicht niets oplevert.’

Haar stem beefde, doordrenkt van emotie. Ik ging dichter bij de tafel staan. Eindelijk zag ik haar. Ze stond achter de vaas met zonnebloemen, en ik dacht eerst dat ze een straal maanlicht was.

‘Ik wist dat je het niet zou begrijpen, Nan,’ verzuchtte ik. ‘Dit is niet voorgoed. Ik krijg zeven dagen de tijd om te zorgen dat gedane zaken een keer nemen.’

‘Je mag blij zijn als je zeven uur hebt,’ antwoordde ze.

‘Wat?’

Ze slaakte zo’n diepe zucht dat het schijnsel om haar heen ervan begon te trillen. ‘Je bent kwetsbaarder dan een scheepje van papier in een tsunami. Begrijp je dan niet dat je overgeleverd bent aan de demonen? Je bent de kracht van de engelen om tegen hen te strijden kwijt, en je beschikt ook niet over de door God gegeven afweermechanismen van de mens, omdat je geen van beide bent. Je bent een marionet in handen van Grogor. Hij gaat echt niet zitten wachten tot God je doorstuurt naar de hel. Daar zorgt hij zelf wel voor.’

Haar woorden drongen langzaam tot me door. Mijn knieën knikten toen ik besefte dat ze gelijk had.

‘Help me,’ fluisterde ik.

Ze nam mijn handen in de hare. Haar huid, donker en gerimpeld als altijd, glinsterde in een ragfijne nevel rond de mijne.

‘Ik zal doen wat ik kan.’

Toen liet ze me weer alleen, hulpeloos uit het raam starend over de stad, hunkerend naar de aanwezigheid van aartsengelen.

Ik sliep tot laat in de ochtend uit, rolde uit bed op de houten vloer en verbrandde me aan het douchewater, omdat ik vergeten was dat rood warm betekent en blauw koud. Ik schoot in Margots spijkerbroek en ging op zoek naar wat make-up. Ik keek in de spiegel: ik zag er jonger uit dan Margot nu was, iets slanker en veel gezonder. Mijn haar was langer en donkerder, mijn wenkbrauwen lichter en jammer genoeg ook borsteliger dan de hare. Ik vond een lipstick, een pincet en een blusher, goot een fles bleek leeg over mijn hoofd en hoopte er het beste van. Daarna pakte ik de schaar. Eenmaal klaar, was ik alle angst voor demonen vergeten en ging ik vastbesloten op pad om mijn plan ten uitvoer te brengen.