En dus was de rest van het gezinnetje ook gelukkig. James en ik slaagden er zelfs in om een dikke punt achter onze machtsstrijd te zetten. James, Gaia en ik vormden ons eigen engelengezinnetje en pasten op het andere drietal – Theo, Toby en Margot – die de schroothoop van hun verleden langzaam maar zeker achter zich lieten, op weg naar een veelbelovende, minder destructieve toekomst. Toby schreef ’s avonds aan zijn nieuwe boek, terwijl Margot, die inmiddels de schriften van Rose weer in handen van de uitgever had gesteld, de tekst redigeerde en corrigeerde. Overdag gingen ze met Theo naar het park, leerden ze hem alle namen van de dieren in de dierentuin en hielden hem stevig tussen hen in als hij geschrokken begon te huilen van het geluid van sirenes, geweerschoten of burenruzies.
Na verloop van tijd wist Toby Margot over te halen om haar vriendschap met Sonya nieuw leven in te blazen.
‘Ik denk er niet over,’ riep ze verbolgen uit. ‘Ben je gek geworden? Ze heeft ons zonder pardon op straat gezet.’
Toby overwoog om het gestolen medaillon te berde te brengen, maar zag er wijselijk van af.
‘Best,’ zei hij. ‘Maar… ik vind het zo vervelend voor je dat je niemand hebt. Moeders hebben een netwerk nodig om hen te ondersteunen.’ Hij had weer eens naar Oprah zitten kijken. Hij zuchtte. ‘Volgens mij zou het goed voor je zijn als je vrouwelijk gezelschap had. En jij en Son waren vroeger als…’
‘Als wat?’
‘… zussen. Jullie waren zó!’ Hij kruiste zijn middelvinger over zijn wijsvinger. ‘Hecht, weet je wel?’
Ja, dacht ik. Dat waren we. Ooit.
Margot stond erop dat Toby zou bellen. Toen ze zeker wist dat Sonya haar niet zou afkatten, nam ze de telefoon van hem over. Uiteindelijk, terwijl Toby aan de andere kant van de kamer de woorden stond te mimen, kreeg ze het voor elkaar om ‘waarom kom je niet een hapje eten?’ te zeggen, hoewel het meer weg had van een mededeling dan van een vraag. Ze vond het verschrikkelijk om te moeten smeken.
Zelf stond ik er ook niet helemaal achter. Mijn verdenkingen waren er geen spat minder op geworden. Maar ik deed niets. Ik keek hoe ze er met z’n drieën een gezellige avond van maakten, lui op de nieuwe leren banken hingen en een toost uitbrachten op Toby’s succes, terwijl de inmiddels vier jaar oude Theo zoet lag te slapen. En ik wachtte af.
Sonya had de afgelopen jaren in Parijs gewoond. Slanker en langer dan ooit op haar vijftien centimeter hoge plateauzolen doorspekte ze haar verhalen met Franse woorden en de namen van beroemdheden en bekende fotografen. Margot zat niet op haar gemak in haar leunstoel. Ze keek naar haar afgedragen tweedehands trui met gaten onder haar armen, naar de spijkerbroek die bijna versleten was op de knieën. Vervolgens keek ze naar Sonya, met haar lange badpakbenen en van top tot teen gehuld in Franse couture. Ze is beeldschoon, dacht Margot. Hou toch op, zei ik tegen haar. Ze is boulimisch en eenzaam.
Was ik maar wat meer zoals zij. Toby zou een stuk beter af zijn met haar. En toen zag ik het, voor het eerst, als een anorexiapatiënt die eindelijk naar de foto’s van haar broodmagere lijf kijkt en zegt: inderdaad, ik was helemaal niet dik. Ineens begreep ik het. Het was niet Toby die niet van me hield. Ik was het die niet van mezelf hield.
Daarom hield ik mijn tirade dapper vol. Toby houdt van je, bleef ik als een mantra herhalen. Ze hield haar ogen echter strak op Sonya gevestigd, die oeverloos tegen Toby doorkletste over de artistieke kliek op Montmartre en zo nu en dan een onzichtbaar stofje van zijn broekspijp veegde, en zonk steeds dieper weg in haar zelfondermijnende duisternis. Tot Sonya het presteerde om Toby’s hand te pakken en enthousiast uitriep: ‘Beloof me dat je me komt opzoeken in Parijs, Tobber, alsjeblieft!’
Gaia deed er alles aan om de uitdrukking op Margots gezicht onder Toby’s aandacht te brengen. Hij had echter in hoog tempo vier gin-tonics achterovergeslagen en boog zich steeds dichter naar Sonya toe, beloofde dat hij haar zou komen opzoeken in Parijs en maakte, alsof het nog niet erg genoeg was, een grapje over een verleden waar Margot part noch deel aan had gehad. Eindelijk wist Gaia het vlies te breken dat om Toby’s verstand heen zat en drong ze door tot zijn geweten. Na één blik op Margot wurmde hij zijn hand los uit die van Sonya.
‘Gaat het, lieverd?’ vroeg hij zachtjes.
Ze wendde nijdig haar gezicht af. Toen klonk er een kreet uit Theo’s slaapkamer.
‘Ik ga wel,’ zei Margot, en ze liep de kamer uit.
Toby was niet zo dronken dat hij Margots stemming niet aanvoelde. Hij ging weer naast Sonya zitten, gaapte en keek overdreven op zijn horloge.
‘Hé, Son, hartstikke leuk om je weer te zien, maar het is al laat en…’